top of page
Featured Review

Interview IJsbrand Oost


Hoe is uw stripserie 'Max Miller' ontstaan?

Max Miller als stripfiguurtje is ontstaan toen ik rond 1992 een 4 pagina stripje maakte voor ‘Wartaal’, het toenmalige verenigingsblad van Het Stripschap. Hij heette toen nog Geert (naar de boekhandelaar van wie ik ook zijn looks overnam). Vlak daarna bedacht ik de naam Max Miller en vanaf dat moment heet hij zo.

In de jaren daarna tekende ik vooral veel illustraties en korte stripjes, maar medio 2005 maakte ik weer echt werk van een lang avonturenverhaal en kreeg Max Miller zijn definitieve vorm. Het duurde echter nog tot 2009 voordat Max Miller een breed publiek kreeg door de publicatie in Eppo stripblad met het korte verhaal ‘Spelbederf’ en daarna de lange verhalen ‘Moordkunsten’ en de ‘Orde van de Blauwe Steen’. Op dit moment werk ik aan het derde deel ‘Schaduwspel’ en kan ik eindelijk pas spreken van een serie.

U gebruikt de 'klare lijn.' Heeft het u veel moeite gekost deze stijl aan te leren?

Strips schrijven en tekenen is sowieso een moeilijk vak, en het kost jaren van oefening om dat enigszins onder de knie te krijgen.

Mijn stijl van tekenen is inderdaad een afgeleide van de de ‘klare lijn’, een stijl die mij als klein jongetje al direct zeer aansprak. Ik ging min of meer ongemerkt zelf ook in die stijl (proberen te) tekenen. En ik merkte dat die stijl mij goed ligt. Ik heb net als ieder ander dus veel moeite moeten doen om mij het ambacht van striptekenaar door vallen en opstaan te leren en daarbij ook deze tekenstijl eigen te maken. Maar het heeft mij niet extra veel moeite gekost om specifiek deze stijl aan te leren; dat ging eigenlijk ongemerkt tijdens het heel veel tekenen.

Met de klare lijn is een ononderbroken, prettig, helder leesproces gewaarborgd, maar leent deze stijl zich ook tot het tonen van emoties op de gezichten van de personages? Hoe gaat u te werk om deze emoties over te laten komen?

De ‘klare lijn’ heeft z’n beperkingen als het gaat om het overbrengen van emoties via gezichtsuitdrukkingen, maar binnen de stijl zijn er voldoende mogelijkheden om emoties van personages in beeld te brengen.

Emoties van personages zijn altijd een combinatie van verschillende elementen: oogopslag, wenkbrauwen, de mond, stand van het hoofd, houding van het lichaam. Met die elementen speel ik om emoties weer te geven.

De oogopslag in deze stijl is beperkt, omdat ik alleen de beschikking heb over stipjes als ogen: ik gebruik hierbij een combinatie van een heel, een half rondje (open of halfgesloten ogen) en een streepje (gesloten ogen). Ook gebruik ik wel eens twee streepjes vlak onder elkaar voor samengeknepen ogen.

Met de mond kan ik wat makkelijk spelen: brede lach, omlaag getrokken mondhoeken, schreeuwen, etc. Het is dan vaak wel zaak om de emotie net iets te overdrijven (overacting) om duidelijk te maken wat een personage doormaakt.

De verdere lichaamstaal (van fier staand, tot onderuit gezakt) ondersteunt tenslotte de emotie in de gezichten om de gemoedstoestand te vertellen.

Wat vindt u van de stripcultuur in Nederland?

De stripcultuur in Nederland leeft, al is die lang niet meer zo groot als 30 jaar geleden. Wat ik erg jammer vind is dat de strip zo overschreeuwd wordt door andere vormen van vertellen van verhalen in beelden, van speelfilms en tv-series tot gaming.

De strip heeft haar eigen unieke mogelijkheden om een verhaal op diverse manieren en in diverse stijlen (verhaal en tekeningen) te vertellen, en ik zou graag zien dat de stripcultuur in Nederland er eentje was waarbij een breed publiek regelmatig een stripboek in wat voor vorm zou lezen. Nu is de strip in Nederland, op enkele uitzonderingen na, toch meer verworden tot een niche product voor een redelijk select publiek. Terwijl ik toch echt denk dat veel mensen plezier zouden beleven aan het lezen van strips, temeer omdat er voor elk wat wils is.

Kunt u iets vertellen over hoe een strip tot stand komt: van synopsis tot geletterde, gekleurde plaat?

Een strip begint altijd met een idee en het krijgen van ideeën is moeilijk uit te leggen. Soms begint een idee met iets wat ik lees, een opmerking, of wat ik toevallig in mijn omgeving zie. Ook een flinke wandeling kan schijnbaar vanuit het niets een ingeving opleveren.

Een idee levert niet per definitie een goed verhaal op. Over een idee denk ik eerst een poosje na en ik probeer mij een idee te vormen van de mogelijkheden die zo’n eerste idee biedt. Als een idee een goed uitgangspunt lijkt te zijn voor een verhaal, is het vooral zaak om het idee gestructureerd verder vorm te geven.

Sinds 2012 werk ik bij het schrijven van mijn verhalen en de uitwerking in een scenario nauw samen met scenarist Frank Jonker. Frank en ik hebben een niet standaard scenarist – tekenaar samenwerking. Al bij het uitwerken van een idee schrijven we samen aan de synopsis. De synopsis is een korte beschrijving van wat het verhaal zou kunnen worden in hooguit een paar pagina’s tekst en helpt ons het idee verder uit te werken, zonder dat er al teveel tijd en energie gaat zitten in verregaande uitwerkingen in scenario en/of tekeningen. Pas als we tevreden zijn over de inhoud van de synopsis en de redactie en/of opdrachtgever ook akkoord is, gaan we aan de slag met het eigenlijke scenario. Daarbij is Frank degene die het eigenlijke script schrijft. In deze fase lees en denk ik mee, en draag bij Frank suggesties aan voor verbetering. Vaak hebben we wel een aantal scenario versies nodig voordat we tevreden zijn. Pas dan kan ik echt beginnen met het tekenen van de strippagina’s. Overigens schaven we ook tijdens het tekenen van de pagina’s nog verder aan het verhaal en verandert er nog regelmatig iets in het scenario.

Het tekenen zelf is een heel ambachtelijk proces. Op basis van een pagina scenario deel ik de strippagina in door middel van een schetsje van ongeveer 4 bij 6 centimeter. Hierop is te zien hoe groot de verschillende plaatjes ongeveer worden, hoe ze verdeeld zijn over de pagina, en maak ik voor mijzelf per plaatje door middel van kleine ruwe schetsjes en aantekeningen een aanzet voor de compositie. Pas als ik tevreden ben over de pagina-opbouw en de wijze waarop het verhaal op de pagina in beelden verteld wordt, ga ik aan de slag met het op groot formaat schetsen van de stripplaatjes. Daarbij schets ik meestal de decors, specifieke decorelementen (zoals auto’s) en de personages op aparte schetsvelletjes, waarbij ik natuurlijk wel rekening houdt met hoe het totale plaatje eruit moet komen te zien. Deze losse schetsen scan ik, om ze vervolgens in Photoshop laagje voor laagje te combineren tot één plaatje.

Als ik op deze manier alle plaatjes digitaal in Photoshop heb gemonteerd tot een volledige uitgewerkte strippagina, print ik de digitaal gemonteerde schetspagina uit en werk ik op een lichtbak de uitgeprinte schetsen op een vel dikker tekenpapier verder uit tot de definitieve potloodtekening. Deze potloodtekening is de basis voor het inkten. Ik inkt rechtstreeks op de uitgewerkte potloodpagina met Oost-Indische inkt, omsteekpennetjes en kleine penseeltjes.

Daarna wordt de geïnkte strippagina gescand en stuur ik de pagina naar mijn zus Jildou die de inkleuring voor haar rekening neemt. Het kleuren gebeurt wederom in Photoshop. Als de inkleuring gereed is, worden de digitale bestanden naar de uitgeverij gestuurd, samen met een apart bestand met de ballonteksten. Op de uitgeverij tenslotte worden de dialogen in de tekstballonnen geplaatst, waarna de pagina gepubliceerd kan worden.

Meer klare lijn hier

Tag Cloud
bottom of page