top of page
Featured Review

Verhaal


Eden, Tom Schoonbaert

‘Vertel me over je droom.'

Anna legde haar handen in haar schoot en zei: ‘Hetzelfde als altijd. Ik ben weer een meisje en volg de vlinder. Dieper en dieper het bos in, tot ik niet meer weet waar ik ben. Het wordt donker en het diertje is weg. Dan begin ik te huilen.'

‘Waarom huil je?'

Anna keek naar het gladde gezicht van de artificiële vrouw die tegenover haar zat. De blauwe ogen waren uitdrukkingsloos en pasten uitstekend bij de lichtgekleurde, polymeren huid, bij de kleine, niet versierde ruimte. ‘Omdat ik bang ben,' antwoordde ze.

‘Waar ben je bang voor?'

De jonge vrouw streek de plooien uit haar jurk. ‘Het is donker, koud en ik weet niet waar ik ben. Dit heb ik al zo vaak verteld. Is er iets mis, Matron?'

‘Nee, we moeten gewoon zeker weten dat alles in orde is met je. Toen we je terugvonden die avond, sprak je over een jongen. Komt die niet in je droom terug?'

Wees voorzichtig, hoorde Anna in haar hoofd, ze zijn me nog niet vergeten.

Weet ik, Lucas, dacht ze, dat zullen ze nooit doen. ‘Nee, ik kan me zelfs niet herinneren dat ik die nacht een jongen gezien heb.'

‘Het is een tijd geleden natuurlijk. Toch blijft het fascinerend dat je er nog altijd over droomt,' zei Matron. ‘Je mag gaan, Anna. Normaal had je deze middag nog de praktijkles, maar gezien de omstandigheden leek het ons beter om iedereen vrij te geven.'

‘Bedankt, Matron.' Anna probeerde rustig te blijven, niet in tranen los te barsten toen ze weer herinnerd werd aan wat vannacht gebeurd was. Ze keek door het raam naar de wolkenloze blauwgroene hemel van Eden. In gedachten liep ze over de vlakte die van het complex tot de oceaan liep. Overal was beter dan hier, nu. Haar handen hadden zich om de zoom van haar jurk geklemd en het duurde even voor ze ontspannen genoeg was om ze open te krijgen.

Matron bleef geduldig toekijken, met een zweem van een glimlach op haar lippen.

Tot voor kort geloofde Anna in die glimlach, vertrouwde ze de Opzichtster. Nu moest ze zich forceren om de glimlach te beantwoorden. Het lukte maar net. Ze stond op en liep naar de deur. Net voor ze de ruimte verliet, draaide ze zich naar Matron. ‘Ik wilde nog vragen wanneer Barbara begraven wordt.'

‘Begraven? Dat is niet gepland,' zei Matron. ‘Er zijn proeven en tests te doen, we moeten weten waar Barbara aan gestorven is, zeker omdat ze nog maar zeventien was.'

‘Wat?' riep Anna. ‘Barbara was onze vriendin, jullie mogen haar niet zomaar opensnijden als een proefkonijn!'

‘Alles wat we doen, is voor jullie veiligheid. Hoe meer we leren uit onze mislukkingen, hoe beter we jullie tegen de planeet kunnen beschermen.'

Bij het woord "mislukkingen" slikte Anna, maar ze zei niets. Ze sloot haar ogen en dacht terug aan het gesprek met de anderen. Iedereen was het erover eens dat Barbara een begrafenis moest hebben, maar zonder toestemming van de Hoofdopzichter, Alexander, zou die er nooit komen. Haar volgende woorden zouden alles bepalen.

‘Het psychologische voordeel van een begrafenis kan niet onderschat worden,' hoorde ze zichzelf zeggen. ‘Het brengt iedereen samen, staat ons toe om afscheid te nemen, te groeien. Eenheid in verdriet versterkt de banden. En dat is beter voor het project.'

Waar ben je mee bezig, riep ze tegen de jongen in haar hoofd.

Sorry, jij zou het verknald hebben.

Matron legde haar linkerhand op de bureau voor haar en duwde lichtjes. De polymeren huid smolt samen met het tafeloppervlakte. ‘Dat is een interessant idee, ik bespreek dit met de Hoofdopzichter.'

Anna knikte instemmend en draaide zich weer om. Toen ze wegliep, hoorde ze Matron achter haar nog zeggen: ‘Goed bedacht, Anna, dat had ik niet van je verwacht.'

De toon van de robot leek neutraal, maar na haar hele leven met hen te hebben doorgebracht, herkende ze de verbazing, of toch iets wat daar het dichtst bij in de buurt kwam. Verdomme, zo ontdekken ze je nog!

Maak je geen zorgen, ze vinden me nooit. Het antwoord leek van ver te komen.

Ze liep door de eetkamer, gevuld met kinderen die vol enthousiasme over de vrije middag zaten te lunchen. Sinds wanneer kun jij dat? Mij overslaan en zelf spreken? Ze huiverde toen ze terug dacht aan het gevoel van dat moment, net alsof ze een marionet was.

Ik kon niet anders, Barbara was belangrijk voor jullie en zelf zou je niets gezegd hebben dat Matron, en vooral Alexander, zou overtuigen. De stem klonk vermoeid, nauwelijks verstaanbaar.

Doe dat nooit meer!

Maak je geen zorgen, het is extreem uitputtend. Ik moet nu rusten, tot later.

Anna voelde een leegte in haar geest en wist dat ze nu echt alleen was. Iets dat niet vaak gebeurd was sinds die avond toen ze als meisje de vlinder het grijze bos involgde, steeds dieper, tot ze de jongen zag, hem aanraakte en hun geesten samensmolten. Ze had het aan niemand verteld, dat mocht niet van hem. Dit was hun geheim en ze wist instinctief dat Lucas gelijk had, al was ze er niet meer zeker van of ze hem wel kon vertrouwen.

Uittreksel toespraak dokter Baring, Brussel 2024:

"Het Eden project is een essentiële stap naar de volgende fase van de menselijke ontwikkeling. Nu we een levensvatbare planeet binnen bereik ontdekt hebben, is kolonisatie de volgende stap. Maar we spreken nog steeds over een reisafstand van tientallen jaren met bemande schepen. Generatieschepen zijn een werkbare optie, maar niet praktisch. Het verbruik van belangrijke grondstoffen die nodig zijn om dergelijke, reusachtige schepen te maken, ligt te hoog. Om niet te spreken van het verlies van honderden mensen wanneer er iets zou mislopen. Kleine schepen, gericht op snelheid en uitgerust met de nieuwste AI's en de beste kloonfaciliteiten, zijn de efficiëntste manier om ons doel te bereiken: het verspreiden van de mensheid over het universum."

Hij herinnert zich zijn eerste ademhaling, zijn eerste kreet. Het gevoel van koude, een vage indruk van licht. Een koude, harde buis die tussen zijn lippen gedrukt wordt, een lauwwarme pap dat door zijn keel stroomt. Tevreden valt hij dan in slaap. Hij herinnert zich het ritme van eten en slapen, gelukkig zijn en deelt dit.

Anna glimlacht en droomt verder.

‘Het is een unieke kans!' De zwartharige jongen zwaaide enthousiast met zijn armen.

‘Hou je rustig, Timon.' Katerine gaf hem een duw.

Met gespeelde verontwaardiging kwam Timon op haar af.

Katerine liep lachend van hem weg, voorbij Damiaan, een lange, gespierde jongen die zwijgend naar het dollende tweetal keek.

‘Hou ermee op!' Anna sprong op van de kunststoffen stoel waarop ze zat. De drie anderen keken haar verwonderd aan. ‘Zijn jullie helemaal gek geworden?'

‘Dat valt nog mee, volgens de psycholoog,' antwoordde Timon.

Anna liep door de slaapkamer en gaf hem een klap in het gezicht. Ze negeerde de geschokte blik van Katerine en greep Timon bij zijn schouders.

Hij was bijna even groot als zij, gedrongen en had een donkere huid, net als de anderen. Zonder twijfel was hij sterker, maar nu leek hij niet in staat om los te komen.

‘Laat hem los, Anna, nu!' Katerine probeerde de ijzeren greep van Anna te breken, maar slaagde er niet in.

‘Morgen begraven ze onze vriendin. Misschien betekende ze niet zo veel voor jullie, maar ik kan me nu niet bezig houden met stomme spelletjes,' zei Anna. Ze liet Timon los en barstte in tranen uit toen Damiaan haar omhelsde.

‘Sorry,' zei Timon. ‘We mochten Barbara allemaal graag.'

Katerine gaf hem een zoen. ‘Dat klopt, maar we moeten van deze gelegenheid gebruik maken. We moeten meer weten over wat ze met ons van plan zijn.'

‘En dus ga je tijdens de begrafenis inbreken in het lab? Heel verstandig.' Anna liet haar hoofd rusten op de brede borst van Damiaan die troostend door haar bruine haar wreef. Het trage ritme van zijn hartslag kalmeerde haar, zijn geur was vertrouwd en lichtjes opwindend.

‘We moeten het proberen,' zei Damiaan. ‘Het is hard, maar dit is echt een unieke kans. Ze hebben Barbara drie dagen onderzocht, we moeten weten wat ze gedaan hebben.'

‘Dus wie blijft hier?' vroeg Katerine.

‘Timon en ik,' antwoordde Damiaan. ‘Hij is toch altijd gewond of ziek. Ik zorg er wel voor dat ik deze avond mijn voet zogezegd verzwik. Dankzij de begrafenis zijn alle kinderen en Opzichters buiten. Dan hebben we tijd genoeg om in te breken.'

‘Dat klinkt zo eenvoudig, zo hándig. Dus daarom vroeg je aan mij om Matron over te halen om toch een begrafenis te houden?' Anna voelde de spieren in de borst van Damiaan samenspannen, zijn hart sneller kloppen. Ze sloot haar ogen, maar bleef toch staan. Het was geen verrassing, Damiaan was altijd al de meest rationele in de groep geweest.

‘Het spijt me, Anna,' zei Damiaan zachtjes. ‘Het moest gebeuren. Ik beloof je dat er niets mis gaat lopen, dat alles in orde komt.'

Anna keek recht in de ogen van Damiaan. ‘Had je dat ook niet beloofd aan Barbara? Dat liep niet zo goed af.'

Damiaan opende zijn mond, maar er kwam geen geluid. Zonder nog iets te zeggen, verliet hij de slaapkamer, gevolgd door Timon.

‘Wauw, dat was hard,' zei Katerine. ‘Zelfs voor jou.' Ze wachtte niet op een antwoord, maar liep naar haar bed, waar ze zich omkleedde voor de volgende les.

Anna ging weer op de stoel zitten, draaide die naar het raam en staarde naar buiten, naar de speelplaats waar een dertigtal jongere kinderen aan het spelen waren onder het waakzaam oog van Matron. De gekwetste blik van Damiaan vervaagde maar langzaam. Dat baarde haar niet veel zorgen, maar waarom had ze er plezier aan beleefd?

Jaloezie, dat is alles.

Daar ben je weer, hoe leuk…

Toch is het zo. Damiaan vond Barbara altijd leuker, slimmer, beter. Dus straf jij hem, zelfs al is Barbara er niet meer.

Laat me met rust.

De waarheid kwetst, maar het is gemakkelijk opgelost. Je hoeft alleen maar even verleidelijk met je ogen knipperen en Damiaan vergeeft je alles.

Laat me met rust, laat me met rust, laat me met rust!

‘Je hoeft niet zo te schreeuwen, ik ben al weg.' Katerine greep haar tas en zei: ‘Weet je, misschien kun jij beter eens naar een psycholoog gaan.'

Die heb ik al in mijn hoofd.

Grappig.

‘Sorry,' zei Anna. ‘Zo bedoelde ik het niet.'

‘Dat weet ik.' Katerine knuffelde de jonge vrouw. ‘We missen haar allemaal. Zorg maar dat je niet te laat komt. Dennis lijkt de laatste tijd erg prikkelbaar te zijn.' Met een knipoog liep ze naar buiten.

Anna glimlachte. Opzichter Dennis hield niet van kinderen, alleen planten en hard werken. Niet een goede kwaliteit voor een leraar, maar veel keuze was er niet. Ze keek weer naar buiten, naar de kinderen die in rijen geplaatst werden door Matron. Kunststof en terabytes, in complete controle over levende wezens. Anna rilde toen ze Matron naar haar zag kijken en even zwaaide. Een vriendelijk gebaar, van iemand die ze haar hele leven kende en vertrouwde, of een klinische handeling van een, ja wat, bewaker? Misschien zouden Damiaan en Timon morgen meer te weten komen. Ze stond op en pakte haar tas. De hele middag buiten op de velden onder de bakkende zonnen zou haar gedachten verzetten.

Lukt nooit.

Ach, hou je kop! Ze hoorde hem lachen in haar hoofd, maar negeerde het. Katerine stond aan het einde van de gang op haar te wachten en ze rende naar haar toe.

Besloten vergadering in het Eden gebouw, Dokter Baring, Brussel 2051:

"Fase één is afgelopen. Op dit moment wordt begonnen met de bouw van het eerste aardse gebouw op een planeet in een ander zonnestelsel. Het relais-communicatiesysteem werkt perfect en de eerste gegevens komen terug. Alles loopt voorspoedig. Nu kunnen we beginnen met analyse van de informatie, om het kloningsproces te verbeteren. Indien alles goed gaat, kunnen we binnen drie jaar de eerste mens op Eden verwelkomen."

Al snel beseft hij dat er iets niet klopt. Zijn hoofd doet pijn, zijn maag verdraagt het eten niet. Altijd ligt hij in bed, in een kleine kamer, omringd door vreemde dingen. Nu en dan hoort hij ergens gelach, opgewonden stemmen. Hij wil weg, maar mag niet. Dat laten ze niet toe. Altijd prikken ze in hem, doen ze hem pijn. Hij haat ze!

Anna huivert in haar slaap, hij sust haar. Ze droomt verder.

Toen de kist in het graf gelaten werd, begon Anna te huilen. Ze voelde het bemoedigende kneepje in haar hand van Katerine.

De ochtendzon verlichtte de begraafplaats waar alle bewoners van het complex verzameld waren. De jongste kinderen keken verveeld om zich heen, maar bleven onder de nauwlettende blik van Matron stil. De ouderen, die Barbara beter kenden, beleefden voor het eerst het gevoel van verlies. Sommigen huilden, anderen keken om zich heen, zonder te weten wat ze nu precies moesten doen of zeggen. Eén van hen staarde met nauwelijks verholen woede naar de Hoofdopzichter die naast het graf stond. De speech die Alexander gaf nadat iedereen afscheid had genomen van Barbara was afgemeten, efficiënt, zielloos. Nu stond hij glimlachend te kijken naar de twee jongens die de kist met zand bedekten en vervolgens een kunststoffen kruis op het graf plaatsten. Een symbool van de aarde, maar de kinderen vonden het toepasselijk. Alexander gaf een teken aan Matron, die opstond en de jongste kinderen naar het complex terug leidde. Net toen de Hoofdopzichter nog iets wilde zeggen, verstijfde hij.

Er is iets verkeerd!

Wat bedoel je? Anna voelde dat de jongen in haar hoofd zenuwachtig was.

Damiaan en Timon. Je moet Alexander tegenhouden, ze tijd geven.

Anna liep naar de Hoofdopzichter, maar voor ze iets kon zeggen, vloog er een kluit zand tegen het hoofd van de robot.

‘Het is allemaal jouw schuld, smeerlap!' De jongen die de hele tijd naar Alexander stond te staren, raapte een nieuwe kluit op en smeet die naar de Hoofdopzichter.

‘Philip, hou ermee op.' Katerine had hem in haar armen genomen en sprak hem zachtjes toe. Hij luisterde niet.

‘Geef het dan toe, jullie hebben Barbara vermoord,' riep Philip.

De andere Opzichters voerden de overblijvende kinderen weg, zodat alleen de vier overbleven.

‘Ik weet niet wat je bedoelt,' zei Alexander. ‘Was de begrafenis niet goed voor jou? Hebben we iets vergeten?'

‘Vuile, gevoelloze machine.' Philip rukte zich los en rende weg.

‘Je kunt hem beter volgen,' zei Alexander. ‘Wie weet wat hij zichzelf aandoet in deze staat van verdriet.'

Katerine keek vragend naar Anna die verbaasd terugkeek. Dan haalde ze haar schouders op en volgde Philip.

‘Kan ik iets voor je doen?'

Anna schrok op. Alexander stond voor haar, geduldig wachtend. Hij was langer dan de andere opzichters, of dat doelbewust was of niet, wist Anna niet. Zoals altijd wanneer hij met haar sprak, voelde ze zich klein, niet alleen omdat hij een halve meter groter was dan zij, maar vooral door de grijze ogen die haar leken vast te houden, te inspecteren, te ontleden.

Even wist ze niet wat zeggen en de stem in haar hoofd bleef ook stil. Net voor Alexander weg wilde lopen, stak ze haar hand op en zei: ‘Wacht, sorry. Ik wilde iets vragen over Barbara.'

‘Natuurlijk, vraag maar.'

‘Hoe is ze gestorven? Waarom zei Philip dat jullie haar vermoord hebben?'

Aan de horizon kwam de tweede, oranje zon op. De temperatuur zou spoedig zijn hoogtepunt bereiken.

‘Kijk eens goed om je heen, Anna,' zei Alexander.

Ze deed wat hij vroeg. De begraafplaats lag op een kleine heuvel, niet ver van het complex. Voorbij het eenzame graf, zag ze de vlakte liggen die tot aan de zee, honderden kilometers verderop, doorliep. Bedekt met lichtbruine gewas die hier en daar onderbroken werd door eenzame rotsen, als pijlen die in de grond geschoten werden. Veel dieren waren er niet te zien, instinctief zochten ze nu beschutting voordat de hitte kwam. In de verte kon ze twee Dharlas zien, reuzen die over de vlakte zwierven, ongehinderd door de hitte of roofdieren. Ze volgde de omheining die net voorbij de heuvel begon en het hele complex omringde. Het gebouw waarin ze leefden lag tussen velden waar de Opzichters, meestal zonder succes, experimenteerden met aardse gewassen. Het complex was gebouwd aan de rand van een bos, met een lage begroeiing die langzaam overging in hogere, grijskleurige bomen. De kinderen mochten nooit zonder begeleiding voorbij de omheining en niemand mocht ooit het bos in. Het complex was hun oase in de hitte, hun gevangenis.

‘Ik begrijp het niet?'

‘Eden is een gevaarlijke planeet,' zei Alexander. ‘We proberen jullie zo goed mogelijk te beschermen. Barbara was te zwak, ondanks alles dat we deden. Een punt dat we, dankzij alle tests, hopelijk kunnen verbeteren met de volgende generatie.'

‘En de rest van ons? Zijn wij ook te zwak om hier te kunnen overleven?' Anna bedwong de neiging om ook met zand naar Alexander te smijten. De robot klonk opgewekt, maar tegelijkertijd toch afstandelijk, irriterend.

‘Jullie zijn nog altijd in goede gezondheid, we hebben er goede hoop op dat dit zo zal blijven. En dat maakt jullie speciaal, zeker jij.'

‘Ik?' vroeg Anna.

‘Natuurlijk. Van alle kinderen ben jij het best bestand tegen de planeet. We weten niet zeker hoe dat komt, iets wat ik heel graag wil onderzoeken. Het wordt warm, laten we terug gaan.'

Toen ze bijna de speelplaats bereikt hadden, zei Alexander: ‘Anna, zonder ons zouden jullie hier niet kunnen overleven. Een belangrijke les die je vrienden en jij maar goed moeten onthouden. Er is geen tijd voor spelletjes. Duidelijk?' De robot liep weg zonder op een antwoord te wachten.

Persoonlijke log Dokter Baring, Brussel 2061:

"Fase twee is mislukt. We hebben studies gedaan, de ideale configuratie berekend en het doorgestuurd om de klonen zo perfect mogelijk te maken. Toch mislukt het. Het menselijk lichaam is niet geschikt om op Eden te leven, wat we ook proberen. De nabootsing van het klimaat van Eden op Aarde lukt niet, dus dienen we de experimenten op Eden uit te voeren, niet hier. Daar kan inheems materiaal verwerkt worden in het menselijk DNA om het te versterken, om een levensvatbare, perfecte basis te creëren. Dit kan eenvoudig bereikt worden door gespecialiseerde AI's en materiaal daarheen te sturen. Een vertraging van het project met minstens vijftien jaar, maar onze enige optie om succes te verzekeren."

Hij voelt zich ziek, zwak, toch slaagt hij erin om zijn bewaker aan te vallen, te ontsnappen uit zijn gevangenis. De lange gangen beangstigen hem, hij dwaalt rond zonder te weten waar hij is, waar hij naartoe kan gaan, maar alles is beter dan die kamer, de koude blikken van de robots, de onderzoeken. Hij loopt voorbij een grote glazen doos met kleurrijke diertjes die rondfladderen. Vlinders. Gevangenen, net als hij. Even blijft hij gefascineerd staan, loopt dan verder. Hij opent deuren, loopt op trappen, tot hij voor het eerst in zijn leven de zon ziet. Een opening in de muur, in de verte ziet hij kinderen. Echte kinderen, geen robots. Hij klopt op het glas, roept, maar ze zien hem niet.

In zijn geest ontstaat er een bubbel die steeds groter wordt, gevoed door zijn wanhoop, tot hij barst en iets uit hem wegvliegt, voorbij het glas. Hij ziet de kinderen allemaal huilen, weet niet waarom. De robots vinden hem, brengen hem terug naar zijn kamer, sluiten de deur. Hij ligt huilend in bed.

Anna huilt met hem mee. Dan droomt ze verder.

‘Ik kan het niet geloven.' Anna staarde naar het 3D beeld van de gegevens die Damiaan en Timon uit het lab gesmokkeld hadden. ‘Zwanger? En wie was de vader dan?'

Katerine lag in de armen van Timon op het bed. ‘Philip,' zei ze beslist. ‘Hij wilde niets zeggen, maar het is niet meer dan logisch. Waarom zou hij anders zo reageren na de begrafenis?'

'We moeten dit aan iedereen vertellen, ze waarschuwen,' zei Anna.

'Waarschuwen?' vroeg Katerine. 'Waarvoor? Wat met Barbara gebeurd is, is heel erg, maar complicaties tijdens de zwangerschap zijn altijd gevaarlijk.'

Anna huiverde. "Iets wat ik heel graag wil onderzoeken." De woorden van Alexander kregen een nieuwe betekenis. 'Er moet meer aan de hand zijn, Barbara was zwanger, iets wat nog nooit gebeurd was. De Opzichters denken de laatste tijd alleen maar aan dat vervloekte project. Wat er met ons gebeurt, is voor hen onbelangrijk.'

‘Nu overdrijf je, Anna,' zei Damiaan. ‘We hebben niets gevonden dat erop wijst dat de Opzichters iets te maken hadden met haar dood. Integendeel, ze hebben alles geprobeerd om haar te redden.'

‘Ik geloof het niet,' zei Anna. ‘De beelden zijn duidelijk genoeg. Ze hebben haar verdomme opengesneden. We moeten dit aan de anderen voorleggen, zien wat zij ervan denken.'

'Afgesproken,' zei Timon. 'Morgen gaan we met iedereen spreken.' Hij stak zijn hand op toen Damiaan iets wilde zeggen. 'Sorry, voor vandaag is het mooi geweest. Ik ga iets proberen te eten en dan slapen.'

'Een goed idee,' zei Katerine. 'Ga je mee, Anna?'

'Ik kom straks,' antwoordde ze. Ze wachtte tot de twee weg waren en liep naar Damiaan die voor het raam stond. Ze legde haar linkerhand op zijn hand en haar hoofd tegen zijn rug. Opnieuw voelde ze die vreemde opwinding in haar onderbuik toen ze zijn geur opsnoof. Ze wreef het haar uit zijn nek en zoende hem zachtjes op de blootgelegde huid.

'Niet doen,' zei hij.

'Ik kan het niet helpen,' zei Anna terwijl ze Damiaan bleef zoenen en met haar rechterhand over zijn arm wreef.

Damiaan draaide zich om en pakte haar arm vast. 'Niet doen,' herhaalde hij, zonder veel overtuiging.

Anna drukte zich tegen hem aan en voelde zijn opwinding. 'Ik wil je, Damiaan, altijd al.' Nu wreef ze zachtjes over zijn wang.

Damiaan drukte zijn lippen gretig tegen de hare.

Dit is een droom, niet? Anna voelde dat haar handen de hemd van Damiaan openden en over zijn borst gleden.

Laat je gaan, je weet dat je dit wilt.

Anna wilde protesteren, stoppen, maar ze kon niet weerstaan aan de zoekende handen, de warme lippen en de opwinding. Spoedig vergat ze alles, behalve lust.

Nadien lagen ze ineengestrengeld op het bed.

'Katerine kan elk moment terugkomen,' zei Anna.

'Ik weet het, nog eventjes,' antwoordde Damiaan.

Anna genoot van de warmte van zijn lichaam, voelde de opwinding terugkomen. Toen zag ze de afwezige blik in zijn ogen. 'Je denkt aan Barbara, niet?'

'Wat? Natuurlijk niet,' antwoordde hij haastig.

'Het geeft niks,' zei ze. 'Ik weet dat je van haar hield.' Ze twijfelde een tel en zei toen: ‘Jij was de vader, niet Philip. Ik heb gelijk, niet?'

Damiaan ging rechtop zitten in het bed. 'Het spijt me, ik had het je moeten vertellen.'

'Waarom?' zei Anna terwijl ze uit bed stapte en haar kleren weer aandeed. 'Dat zou niets veranderd hebben. Het was heerlijk, net wat we nodig hadden.'

Damiaan lachte. 'Je hebt gelijk. Niets waar we ons schuldig over moeten voelen.'

Dat is juist, maar waarom ben ik er dan niet van overtuigd?

Je bent veel te wantrouwig.

En jij moet me met rust laten.

Wat je wilt, maar je hebt niets gedaan wat je zelf niet wilde.

Hou je kop!

Toen Katerine terugkwam, was Damiaan weg.

Anna lag weer op haar bed, diep in gedachten verzonken. Wat was Lucas van plan? En kon ze er wel iets tegen doen? Een treiterende lach echode in haar hoofd. Anna huiverde en probeerde de slaap te vinden. Die liet lang op zich wachten.

Toespraak Dokter Baring, Eden gebouw, Brussel 2075:

"Bij mijn afscheid wil ik één ding benadrukken: het Eden project is essentieel voor de mensheid. Volg de mensen niet die alleen maar het negatieve benadrukken. Blijf werken voor het project, geloof in het project, dan zullen we slagen. We hebben de eerste beelden van de kinderen gezien. De critici zullen stellen dat het DNA niet zuiver is, dat dit geen mensen zijn. Laat je niet misleiden, dit zijn echte mensen, net als jij en ik. Ze lachen, huilen, spelen en groeien net zoals een kind op aarde dat doet. Geef het niet op, vecht voor hun toekomst!"

Na zijn ontsnapping blijft de kamerdeur altijd op slot, worden de onderzoeken intenser. Hij voelt nu altijd pijn, altijd haat. De robots plaatsen een zwarte kap op zijn hoofd, laten hem bijna niet meer met rust.

Het interesseert hem niet meer. In zijn geest ontstaan kleine bubbels die barsten, waarna hij het complex en zelfs daarbuiten kan zien. Als hij zich goed concentreert zelfs in de geest van de kinderen en de robots. De kinderen lachen, huilen, spelen, leren, lopen buiten, in de wind, onder de zon. Hij blijft hier in bed liggen, ziek en alleen. Nu haat hij de kinderen nog meer dan de robots. Hij haat ze, haat ze allemaal!

Anna wordt bang, dus stopt hij de herinnering, vertelt hij haar dat hij haar graag ziet, haar wil helpen. Ze gelooft hem en droomt verder.

Het rijpe graan wuifde in de wind. De lange, grijze stengels waren klaar om geoogst te worden. Dat was normaal een gemakkelijke taak voor de geautomatiseerde machines. Vandaag was Opzichter Dennis iets anders van plan.

‘Wat is hier het nut van?' vroeg Katerine. Twintig zeventienjarigen vormden een lange rij aan de zuidkant van het veld. Ze hadden ieder een zeis in de handen en waren al twee uur aan het maaien. Achter de langzaam vorderende rij waren de jongere kinderen druk in de weer met het bundelen van de graanstengels, waarna ze de schoven naar de rand van het veld sleepten.

‘Voorbereiding om onafhankelijk te kunnen zijn van het complex,' antwoordde Anna. ‘Dat vertellen ze ons toch. Ik geloof er niets van.' Ze stopte met maaien en duwde met haar hand tegen de onderkant van haar rug. De pijn in haar benen en armen kon ze wel negeren, maar haar rug had een andere visie op pijn. Dat omvatte gloeiend hete messen die langzaam tot op het bot werden geduwd. Ze veegde het zweet van haar voorhoofd en tuurde naar de zon. Het was twee maanden na de begrafenis. Barbara lag nu eenzaam op de heuvel terwijl zij verder moesten. De Opzichters leken vastberaden om hun leven tot een hel te maken, onder het mom van zelfstandigheid.

‘Alles in orde?' Katerine klonk bezorgd, zoals wel vaker de laatste tijd.

Anna zwaaide even met haar hand. ‘Natuurlijk, gewoon even rusten, dat is alles.'

Toen ze haar zeis weer met beide handen wilde vastpakken om verder te werken, merkte ze dat ze niet langer naar het veld keek, maar naar de open, azuurblauwe hemel. Katerine stond over haar heen gebogen en zei iets dat Anna niet kon verstaan. Alles om haar heen werd zwart, ze staarde in een blauwe ronddraaiende tunnel.

Wakker blijven.

Wat, hoe bedoel je?

Luister naar mijn stem en blijf wakker!

Ik begrijp het niet, wat is er aan de hand?

Maak je geen zorgen, het komt wel in orde. Je bent gewoon oververmoeid, niet moeilijk in jouw toestand.

De laatste opmerking verbaasde Anna, maar ze was te verward om er lang bij stil te staan.

Ze voelde een frisse doek op haar hoofd. Langzaam keerde haar zicht terug.

'Blijf rustig liggen, Dennis heeft om medische hulp gevraagd.' Katerine zat naast haar. Daarachter stonden de kinderen.

‘Iedereen terug aan het werk, dat graan zal niet zomaar in de silo belanden.' Dennis joeg de kinderen weg. ‘Opzichter Catius kan niet komen,' zei hij tegen Katerine. ‘Laat haar nog even rusten en breng haar dan zelf naar de ziekenboeg.'

Voordat Katerine kon protesteren, was Dennis weg. ‘Smeerlap,' mompelde ze.

‘Laat maar,' zei Anna. ‘Ik voel me al een stuk beter.' Ze stond voorzichtig op. Haar benen voelden nog zwak aan, maar leunend op Katerine slaagde ze erin om van het graanveld te komen. De anderen waren weer aan het maaien, nadat Dennis ze vloekend weer aan het werk gezet had. Anna zwaaide naar Damiaan die discussieerde met de Opzichter.

Hij zwaaide terug en liep daarna weg, zonder zich iets aan te trekken van de Opzichter die nog altijd aan het spreken was.

Met elke stap die ze zette, voelde Anna haar kracht terugkomen. Toen ze aan de speelplaats kwamen, leunde ze niet meer op Katerine. Een zacht briesje wiegde de schommels en Anna kon er niet aan weerstaan. ‘Eventjes rusten,' zei ze.

Katerine ging op de schommel naast haar zitten.

Anna probeerde zo hoog mogelijk te komen, maar toen ze zwarte vlekken voor haar ogen zag dansen, gaf ze het op en liet ze zich rustig slingeren.

‘Het is tijd om verder te gaan,' zei Katerine. ‘Catius wacht op ons.'

‘Nog even,' smeekte Anna. ‘Het is te lang geleden dat we nog eens gewoon plezier konden maken.'

‘Net zoals vroeger,' zei Katerine. ‘Je was niet van de schommels weg te slaan.'

‘Altijd op zoek naar de hemel,' zei Anna, ‘samen met Barbara.' Ze stopte met schommelen. De speelplaats voelde opeens kil aan, ondanks de brandende zon.

Katerine leek haar gemoedstoestand aan te voelen. ‘Kom, we gaan.'

Samen liepen ze naar binnen. Het laboratorium, dat ook dienst deed als ziekenboeg, nam de volledige achterzijde van het gebouw in beslag. Het gerucht deed de ronde dat het zeker tien verdiepingen diep in de grond doorliep, maar dat leek Anna onwaarschijnlijk. Er was een beveiligde deur, net naast de trap, waar Katerine op een knop duwde.

‘Naam?' Een monotone stem weerklonk door de parlofoon.

‘Anna en Katerine.'

‘Ogenblik.'

Een minuut later schoof de deur open.

‘Eindelijk.' Katerine liep naar binnen.

Anna staarde naar de duistere, smalle gang. Dit was, in tegenstelling tot de anderen, de eerste keer dat zij naar de ziekenboeg ging, behalve natuurlijk toen ze pas geboren was. Ze hoorde het bloed in haar oren suizen. Toen ze een stap naar voren wilde zetten, merkte ze tot haar verbazing dat haar benen niet wilden gehoorzamen. Haar hart bonsde sneller en sneller. Er gaat niets gebeuren, hield ze zichzelf voor. Het hielp niet.

‘Kom je nog?' vroeg Katerine.

Anna wilde antwoorden, maar herinnerde zich op dat moment het beeld van Barbara, opengesneden op een koude, stalen tafel in het laboratorium. Ze snakte naar adem toen Barbara langzaam veranderde in een jongen, met zijn grijze ogen wijd opengesperd en zijn mond in een schreeuw vereeuwigd. Haar benen begaven het en ze viel op de grond.

Katerine schreeuwde om hulp totdat de Opzichter uit het lab kwam.

Anna voelde de koele armen van Catius om haar heen toen hij haar naar binnen droeg. Heel even had ze de neiging om hem aan te vallen. Zoals ze al eerder gedaan had, toch? Mikken naar zijn oogsensoren, de kabels die via zijn nek naar zijn torso liepen. Zodra hij haar losliet, naar buiten vluchtten, het bos in, zo ver mogelijk weg van dit lab met de eindeloze proeven, pijn, angst, pijn, eenzaamheid, altijd pijn.

Sorry, dit is de eerste keer dat ik hier terugkom sinds ik…Ik laat je alleen, het spijt me.

Anna kalmeerde toen ze voelde hoe de jongen zich terugtrok in haar geest. Catius legde haar neer in een ligstoel. De vulling van de stoel paste zich aan haar aan, zodat ze comfortabel lag. De kamer was sober ingericht: een bureau met een paar toestellen die ze niet herkende, de stoel waar ze op lag, witte muren en drie deuren. Boven de stoel hing een apparaat dat Catius naar haar lichaam bracht. Toen ze wilde opstaan, duwde de Opzichter haar terug.

‘Blijf zitten,' zei hij. ‘Dit duurt niet lang.' Hij draaide zich naar Katerine en zei: ‘Waarom zei je niet dat het dringend was? Dit is onaanvaardbaar!'

Katerine stamelde iets dat Catius negeerde.

‘Hoe lang voel je je al zo?' vroeg hij.

‘Alleen vandaag,' antwoordde Anna. ‘Het zal de hitte en de inspanning geweest zijn.'

‘Je moet eerlijk zijn, Anna,' zei Katerine. ‘Je bent al een hele tijd ziek. Elke ochtend geef je over en je ziet er altijd bleek uit.'

‘Wat? Dat is niet waar,' riep Anna.

Catius ging met het toestel over haar hele lichaam. ‘Twee maanden zwanger,' zei hij. ‘Het kind groeit voorspoedig, heel goed nieuws. Heel verrassend ook, we wisten niet dat jij al seksueel actief was.'

Anna keek geschokt naar de Opzichter. ‘Onmogelijk,' zei ze zonder overtuiging. Onmogelijk! Jij smeerlap, wat heb je gedaan? De jongen antwoordde niet.

‘Werkelijk? Is dit dan de eerste onbevlekte ontvangenis op Eden?' Catius duwde het toestel weg. ‘Kom met me mee, we moeten dit beter bestuderen.' Hij trok Anna uit de stoel en mee naar de middelste deur die openschoof. ‘Jij mag terug naar de les gaan, of je kamer, het maakt me niets uit,' zei hij tegen Katerine.

‘Nee,' gilde Anna. ‘Laat me hier niet alleen!' Ze klampte zich vast aan Katerine zodat de Opzichter niet anders kon dan ze allebei in de kamer toe te laten.

Catius haalde de twee meisjes uiteen en duwde Anna verder de kamer in. ‘Jij gaat op de tafel liggen.' Hij draaide zich naar Katerine. ‘En jij blijft hier staan, braaf en stil.'

Anna bleef staan en keek om zich heen. Links zag ze een raam met donker glas die over de hele lengte van de muur liep. De tafel waarop ze moest gaan liggen, - dezelfde waar Barbara op had gelegen, of niet? -, stond aan de zuidkant en was omgeven door computerschermen en toestellen waar ze de functie nog niet van kon vermoeden. Ze had geen keus, dus strompelde ze naar de tafel en ging erop liggen.

‘Blijf rustig liggen, het zal geen pijn doen.' Catius bevestigde een band om haar rechterarm en sensoren op haar hoofd en buik.

De schermen rondom haar kwamen tot leven. Anna voelde de band om haar arm aanspannen, gevolgd door een korte prik.

‘Een versnelde zwangerschap, dat is onverwacht.' Catius stond naar het scherm boven het hoofd van Anna te kijken. Hij verwijderde de band en de sensoren. ‘Alles is in orde, je zoon groeit goed.'

‘Een zoon? Bent u zeker?' vroeg Anna.

‘Natuurlijk,' antwoordde Catius. ‘Je vermoeidheid komt door het feit dat de zwangerschap sneller dan normaal verloopt. Waarom weet ik niet, nog niet. Vermoedelijk zal het kind binnen twee maanden geboren worden.'

Anna stond op van de tafel, onzeker of ze nu blij moest zijn of niet.

‘Ik stuur een bericht naar de keuken voor een speciaal dieet, meer proteïnen en vitaminen, dat zou moeten helpen,' zei Catius.

‘Geweldig nieuws!' Katerine liep naar Anna en omhelsde haar.

‘Je moet ook zware inspanningen vermijden, geen praktijklessen meer voor jou. Niet dat die nodig zijn, alhoewel ze hun nut hebben gehad.'

‘Hoe bedoelt u?' vroeg Anna.

Catius antwoordde niet. Hij liep naar het raam en liet zijn hand samensmelten met het glas. Onmiddellijk werd het glas doorzichtig.

‘Wat is dit?' vroeg Katerine. Ze keken in een ruimte waar veertig langwerpige, glazen stolpen stonden. Elke stolp was omgeven door kabels en monitoren.

‘Dat is de volgende generatie. Beter, sterker en slimmer. Dit wordt de ultieme generatie. Het resultaat van al ons onderzoek, tests en experimenten,' antwoordde Catius. ‘Na al die jaren zijn we er eindelijk in geslaagd.' Hij trok zijn hand van het glas, dat onmiddellijk weer donker werd. ‘Het project is bijna af,' zei hij. ‘Nu ik zo dichtbij ben, laat ik me door niets tegenhouden.' Hij wees naar de deur. ‘Ik verwacht je elke week hier terug voor onderzoek. Zodra je je niet goed voelt, kom je naar hier. Het maakt niet uit of je het zelf belangrijk vindt of niet.'

Anna volgde Katerine het laboratorium uit, haar gedachten bij het nieuwe leven in haar lichaam. En jij wist er alles van, niet? Is het zo belangrijk dat ik zwanger ben? Waarom… Er kwam geen antwoord.

Eerste verhoor Dokter Baring, Verenigde Naties, New York 2078:

'Ik heb geen weet van misbruiken of immorele experimenten. Het project is altijd verlopen volgens de striktste regels, opgelegd door de Verenigde Naties. Op geen enkel moment heb ik, of iemand die tot het project behoort, deze regels overtreden. De beschuldigingen zijn ongegrond, verzonnen door tegenstanders, mensen die het nut en de glorie niet inzien van het Eden project.'

Hij voelt de ziekte in zijn lichaam. De robots kunnen hem niet helpen, zelfs al ze dat al zouden willen doen. Lang zal het niet meer duren, dat weet hij zeker. Hij voelt angst, maar de haat overheerst. Hier wil hij niet sterven, dat gunt hij ze niet en deze keer weet hij hoe hij moet ontsnappen. Midden in de nacht stapt hij uit bed. De zwarte kap krijgt hij niet van zijn hoofd, maar dat maakt hem niets uit. De code van de deur heeft hij in de kille, gladde geest van de robot gevonden. Hij sluipt door de gangen, tot hij de grote glazen kooi met de vlinders weer ziet. Net als hem dienen ze alleen voor een experiment, mogen ze niet buiten. Hij opent het hek, moedigt ze aan om weg te vliegen. Omringd door de diertjes loopt hij verder, vlucht uit het complex weg, naar de duisternis diep in het bos.

Anna juicht, is blij voor hem, droomt dan verder.

'Hebben de Opzichters je bedreigd?' zei Timon. ‘Ik geloof het niet!'

'En toch is het zo.' Anna voelde zich misselijk worden. Catius had haar eten aangepast en pillen gegeven, maar twee dagen later voelde ze zich nog niet goed. 's Nachts lag ze wakker, bezorgd om haar zoon. Als ze dan eindelijk sliep, droomde ze over het laboratorium en die tafel, soms met de jongen erop, maar meestal met haar, hulpeloos, alleen. Gelukkig bleef het stil in haar hoofd. Lucas was verstandig genoeg om haar met rust te laten. De groep had zich verzameld bij het versgemaaide graanveld. Een onschuldige picknick, voorgesteld door Anna. Zo waren ze weg uit het gebouw, weg van de Opzichters. Ze hadden net gegeten en zaten op een grote, rode deken, omgeven door lege potjes.

'Je moet hem niet goed verstaan hebben,' zei Damiaan. 'Catius spreekt altijd graag cryptisch.'

'Het was niet de eerste keer,' zei Anna. 'Op de begrafenis van Barbara zei Alexander ook zoiets.'

‘Waarom zouden ze dat doen? ' Timon smeet een stuk brood in de lucht en ving het op met zijn mond. Hij boog zijn hoofd toen Katerine hem een applaus gaf.

‘Het maakt niets uit,' zei Anna. ‘We moeten iets doen.'

‘Je overdrijft,' zei Damiaan. ‘Waarom doen ze zoveel moeite om ons op te leiden, om ons voor te bereiden om alleen te leven?

'Alles voor de ultieme generatie.' Anna stond op. ‘Daar is het hen om te doen. Wij zijn proefkonijnen. Ze willen zien hoe sterk en slim we zijn. Zodat ze kunnen verbeteren. Wie weet hoeveel er voor ons waren? Hoeveel andere kinderen getest werden en net niet goed genoeg waren.'

'Je maakt je zorgen om niets,' zei Damiaan. Hij liep naar haar en legde zijn hand op haar wang. 'Alexander en de anderen geven wel om ons.'

'Misschien heb je gelijk, ik hoop het.' Anna liet haar hoofd rusten op zijn borst. Ze probeerde zich voor te stellen hoe hun kind er uit zou zien, hoe gelukkig ze samen zouden zijn. Het voelde goed aan, geruststellend.

‘Als je daar mee gaat beginnen, ben ik weg.' Timon wierp een kus naar Katerine en liep dan weg.

‘En wij mogen hier alles opruimen, typisch Timon,' zei Anna.

Katerine lachte. Ze stapelde de potjes en bestek op de deken, knoopte de vier hoeken van de deken aan elkaar en zei: ‘Klaar, gaan jullie mee?'

‘Zo meteen,' antwoordde Damiaan. Hij hield Anna tegen toen ze Katerine wilde volgen.

Ze keek hem vragend aan.

Hij trok haar tegen zich aan, zoende haar en zei: ‘Ik heb je gemist de laatste dagen. Kan ik je zien, vanavond bedoel ik?'

‘Zien? Bedoel je niets anders?' vroeg ze. Ze lachte toen ze zijn rood gezicht zag. ‘Daarom hoef je niet zo te blozen.'

Geen goed idee. Denk aan je zoon. Je voelt je al niet goed, waarom risico's lopen?

‘Is er iets?' vroeg Damiaan.

Anna zag een bezorgde blik in zijn ogen. ‘Nee, waarom?'

‘Je kijkt opeens zo bedrukt, maar daar weet ik wel iets op!' Damiaan wilde haar zoenen, maar stopte toen ze haar hoofd wegdraaide.

‘Het spijt me, ik voel me niet zo goed. Vanavond is geen goed idee.' Ze liep weg, zonder omkijken, zelfs niet toen hij haar naam riep. Toen ze Katerine bereikte, vertraagde ze haar pas.

Katerine keek achter zich en zag Damiaan met gebogen hoofd in het veld staan. ‘Waar ben je mee bezig?' vroeg ze.

‘Geen idee,' zei Anna. ‘Echt niet.'

‘Heb je het hem al verteld?'

‘Nee, en jij vertelt het hem ook niet. Aan niemand niet.' Anna pakte de schouder van Katerine stevig vast. ‘Beloof het me! Aan niemand.' Ze liet los toen ze tranen in de ogen van haar vriendin zag springen. ‘Het spijt me, Katerine.'

‘Het is niet erg,' zei Katerine, ‘maar je moet het hem vertellen. Hoe lang denk je dat je het nog kunt verbergen? Volgens Catius beval je binnen twee maanden. Hij moet het weten.'

‘Je hebt gelijk. Ik zeg het hem morgen, beloofd.' Anna boog haar hoofd, onzeker of ze die belofte zou houden.

‘Hoe voelt het?'

‘Wat bedoel je?' Anna keek vragend op.

‘Zwanger zijn, natuurlijk. Ik heb er alles over gelezen in de databanken, maar hoe voelt het?'

Anna legde haar hand op haar buik. ‘Ik weet het nog maar pas. Misschien besef ik het nog niet echt, maar dat zal niet lang meer duren.'

‘Je zult een goede moeder zijn, dat weet ik zeker.' Katerine glimlachte. ‘Ik ben jaloers op je, weet je dat?'

‘Jaloers? Waarom?'

‘Timon wil ook een kind, maar ik vind dat we te jong zijn. Hij geeft me gelijk, veel keus heeft hij natuurlijk niet. Dus wachten we af. Maar jij niet, jij gaat ervoor. Zo ben je altijd al geweest: wat je wilde doen, dat deed je gewoon.'

Anna schrok van de verbittering die ze hoorde in die laatste woorden. Toen ze naar Katerine keek zag ze alleen de glimlach. ‘Geloof me, ik was het niet van plan.' Ikzelf toch niet.

Begin je daar weer over? Ik heb het je al gezegd, je hebt niets gedaan wat je zelf niet wilde.

Jij bent al even erg als de Opzichters.

Ik wil alleen het beste voor jou! Al zolang we samen zijn, heb ik daar alles voor gedaan.

Waarom geloof ik je niet?

Maakt me niets uit, ik blijf je helpen. Vergeet niet dat we voor altijd samen zijn...

'Jullie zijn laat.' Matron stond op de speelplaats. De speeltuigen waren overspoeld door kinderen die joelend en lachend genoten van de middagpauze.

'Sorry, Matron.'

'Waar is Damiaan?'

'Hij komt zo,' antwoordde Katerine, ze knipoogde naar Anna.

'Haast jullie, Alexander houdt niet van laatkomers.'

Ze liepen verder naar het schoolgebouw.

'Anna, alles goed met je?'

Anna draaide zich om en staarde naar de robot. Matron toonde geen emotie, geen echt leven. Dat deed ze nooit. De woorden bleven steken in haar keel. Haar hart versnelde. De misselijkheid werd erger. Er was iets mis, wat de anderen ook dachten. En ze zou het vinden.

Matron werd afgeleid door twee vechtende jongens bij het klimrek en liep weg.

Anna haastte zich naar binnen, dankbaar voor de afleiding. Katerine bracht de inhoud van de deken naar de keuken. Anna ging alleen naar de tweede verdieping, naar de vergaderzaal waar Alexander een voordracht zou houden over hun toekomst op Eden.

Haar hart bleef snel slaan. Ze plaatste haar hand tegen de muur toen ze duizelig werd en liep traag verder. Ze hoorde geroezemoes, focuste zich erop, beval zichzelf om niet te stoppen. Net voor de deur naar de vergaderzaal werd het haar teveel. Haar maag trok samen, haar benen werden te zwak om haar te kunnen dragen. Ze begon over te geven, tot haar lichaam schokte en er niet meer dan gal over haar lippen kwam.

'Anna!'

Ze besefte vaag dat ze omringd was, dat Alexander iedereen wegstuurde, maar de stem van Damiaan klonk als een bel. Ze tastte blind en huilend om zich heen. Twee sterke armen pakten haar beet, duwden haar tegen zijn borst. Ze voelde zijn hand trillend door haar haar gaan. Hij zei iets, ze verstond de woorden niet, maar zijn stem kalmeerde haar.

‘Catius komt zo,' zei Alexander.

‘Nee,' zei Anna. Haar stem klonk zwak, schor. ‘Nee!' herhaalde ze, nu krachtiger. Ze greep naar de schouder van Damiaan en probeerde op te staan.

Damiaan pakte haar hand, gaf er een zoen op en duwde haar weer op de grond. ‘Rustig blijven, schat, alles komt in orde. Catius zal zo hier zijn.'

Anna hoorde voetstappen en zag de Opzichter op haar af komen. Opnieuw probeerde ze op te staan, maar ze was te zwak. ‘Damiaan, alsjeblieft,' zei ze smekend. ‘Laat hem me niet meenemen.'

Damiaan streelde haar wang en glimlachte. ‘Je moet mee, Anna. Je bent ziek.'

‘Ga uit de weg, Damiaan,' zei Catius.

Anna voelde de hand van Damiaan uit haar hand wegglippen. Eén hartslag lang zag ze Barbara opnieuw op de stalen tafel liggen, toen de jongen, tenslotte haarzelf. De beelden flitsten door haar hoofd, op het ritme van haar hart, sneller en sneller. Ze hoorde het schrille geluid van een boormachine, gegil. Nauwelijks nog bewust van wat ze deed, klauwde ze met beide handen naar de arm van Damiaan. ‘Laat me hier niet achter, Damiaan, alsjeblieft!'

De jongen stond op en bleef verbaasd naar Anna kijken.

‘Nee,' riep Anna. Ze reikte met beide handen naar hem. Toen ze de koude handen van Catius op haar huid voelde, gilde ze het uit. ‘Neem me mee, Damiaan, ik doe alles wat je wilt, alles, maar laat me niet alleen met hem!' Ze vond de kracht om wild om zich heen te slaan en te schoppen. Ze beet naar de hand van de robot die haar hoofd wilde vasthouden, maar toen Alexander Catius hielp, moest ze zich gewonnen geven. Ze kreunde toen Catius haar een injectie gaf, maar bleef kijken naar Damiaan die huilend verderop in de gang stond.

De laatste gedachte die ze had voor alles zwart werd, verbaasde haar ondanks alles. Hoe kan ik een vlinder het bos in gevolgd hebben? Die leven toch niet op Eden?

Afscheidsbrief, dokter Jacob Baring, 2081:

"Het spijt me. Al die jaren was ik blind. Was het arrogantie? Ik weet het niet, misschien. We beseften de gevolgen niet, de inflexibiliteit van de protocollen die we dachten onfeilbaar opgesteld te hebben. Wat telde was het resultaat, ongeacht hoe dat bereikt werd. Jarenlang negeerden we de monsters, de mislukkingen, de onverantwoorde experimenten. Maar ik heb alles rechtgezet, ik heb Eden de vrijheid gegeven die het verdient, ze losgemaakt van de aarde. Ikzelf verdien geen medelijden, geen vergiffenis. Het enige waar ik op hoop, is dat het leven op Eden nu een eerlijke kans krijgt."

Hij weet niet waar hij is, alleen dat alles bijna voorbij is. Een dag lang ligt hij nu in het bos, bloed stroomde zachtjes, onvermijdelijk, uit de zwarte kap op zijn hoofd. De vlinders blijven in zijn buurt, net als hem gedoemd om spoedig te sterven. Hij voelt zijn bewustzijn wegglippen en beseft dat hij niet wil sterven. Zijn geest reikt uit maar vindt niemand. Dan tast hij naar de vluchtige bewustzijn van een vlinder, fluistert hem iets in en nadat het diertje weg fladdert, wacht hij af. Als een jong meisje uren later naast hem neerknielt, kijkt hij haar aan, sterft/vlucht naar haar. Het meisje is nieuwsgierig, speels, open. Ze noemt hem Lucas. Hij probeert haar geest uit te wissen, ze is te krachtig.

Anna schrikt, Lucas wist de herinnering opnieuw uit. Ze droomt verder, onrustig.

Het kleine meisje volgde de vlinder in het bos. De kleuren betoverden haar, lokten haar mee, verder en verder tussen de grijze bomen door, over de zacht naalden, omringd door de opkomende duisternis. Het gefladder van de vlinder deed haar hardop lachen, vergeten dat ze ver van het complex was, alleen. Toen de vlinder op een bruine struik landde, zag het meisje dat ze niet alleen was. Even verderop lag een jongen, roerloos. Het meisje liep nieuwsgierig naar de jongen. De vergeten vlinder vloog op, verdween in het bos. Het meisje knielde neer bij de jongen en schudde aan zijn schouder. De zwarte kap op zijn hoofd schrikte haar niet af, het bloed dat hem omringde, was iets dat ze niet herkende.

'Hallo, ik heet Anna en jij?' Ze glimlachte toen de jongen naar haar keek. Zijn grijze ogen hielden haar vast, werden alles waar ze aan kon denken.

'Dat weet ik,' zei de jongen, 'maar ik heb je niet meer nodig.'

Anna stond verbaasd op, haar hand op haar gezwollen buik. Geen klein meisje meer, niet langer op zoek naar een gedoemde vlinder.

‘De verdoving is bijna uitgewerkt, ik start het programma.'

Die stem klonk bekend. Wie? Er stak een felle wind op tussen de bomen. Anna vocht om recht te blijven staan. Om haar heen werden bomen uit de grond gerukt, tot een open vlakte overbleef waar alleen zij en de jongen waren. Grijze wolken verjaagden het laatste blauwgroen aan de hemel. Toen de jongen naar haar buik greep, vluchtte ze weg. Ze hoorde een luide schreeuw. Haar stem, maar niet haar schreeuw; Lucas…

‘Dag Anna.'

Anna keek om zich heen. Ze lag in een kleine kamer, op een zacht bed, met een lang, wit kleed aan. Zonlicht straalde door een raam de kamer in. Damiaan hield haar hand vast. Toen ze probeerde rechtop te gaan zitten, viel ze duizelig terug neer.

‘Het is beter dat je blijft liggen.'

Weer die stem. Nu zag Anna Catius. Haar eerste instinct was om weg te lopen, maar ze kon nauwelijks bewegen. Haar lichaam was bedekt met sensoren, aan haar linkerarm hing een infuus. Met haar hand voelde ze een dikke, onbuigzame kap op haar hoofd. Haar blik viel op haar buik, een duidelijke bult onder het witte laken. ‘Wat is er gebeurd?' vroeg ze, nauwelijks verstaanbaar. ‘Hoe lang lig ik hier al?'

‘Alles komt goed,' zei Damiaan. Hij gaf haar een glas water waar Anna gretig van dronk.

‘Je ligt hier al een week,' zei Catius, zijn ogen gericht op een toestel in zijn hand. ‘Hoe voel je je nu?'

Anna legde haar hand op haar buik. ‘Een week? Onmogelijk, je liegt.'

‘Ik zei je de vorige keer dat je zwangerschap versneld verliep. Toen zei ik ook dat je binnen twee maanden zou bevallen, ik had het mis.' Hij liep naar het bed. ‘Alles is opnieuw versneld, je kan op elk moment bevallen. Dat is een enorme belasting voor je lichaam.'

‘Hoe is dat mogelijk?' vroeg Damiaan.

‘We hebben een vermoeden,' antwoordde Catius. ‘Maar nu zou alles opgelost moeten zijn.'

Hij liegt! Vertrouw hem niet.

Catius toetste iets in op het toestel en Anna voelde zich licht in haar hoofd. Toen het voorbij was, leek het alsof iemand een deel van haar geest bedekt had met een deken. Ze kon Lucas niet meer horen, niet meer voelen. Ze sloot haar ogen.

‘Ik laat jullie even alleen,' zei de robot. ‘Maar je kunt niet lang blijven, begrepen?'

Anna hoorde een deur opengaan en weer sluiten. Ze begon de sensoren van haar lichaam te trekken tot Damiaan haar handen vastpakte.

‘Anna, stop ermee,' zei hij resoluut.

‘Nee, ik moet hier weg en jij moet me helpen.' Ze rukte zich los en probeerde de kap van haar hoofd te krijgen.

‘Dat doe ik niet.' Damiaan legde zijn hand op haar wang. ‘Alsjeblieft, je moet hier blijven.'

Ze sloeg zijn hand weg. ‘Als je me niet wilt helpen, heb ik liever dat je weggaat.'

‘Als je dat echt wilt, dan ga ik.' Damiaan stond op. ‘Vergeet alleen niet dat het de Opzichters zijn die je leven gered hebben. Ik weet niet waarom je zo achterdochtig bent, ze hebben ons altijd goed behandeld. Waarom ben je zo angstig?'

‘Ze hebben mijn leven gered omdat ze ons kind willen.' Anna duwde zich overeind in het bed toen ze Damiaan zag schudden met zijn hoofd. ‘Je gelooft me niet, maar waarom is Barbara dan dood?'

Damiaan omhelsde haar. ‘Je hebt gelijk, dat geloof ik niet.' Hij wachtte even en vroeg dan: ‘Waarom heb je me niet verteld dat je zwanger bent? Is het misschien omdat ik niet…'

Anna sloeg hem in zijn gezicht. ‘Hoe kan je dat nog maar denken? Ik was bang, dat ben ik nog altijd. Bang dat ze ons kind gaan afpakken en gebruiken voor experimenten. Ons kind, Damiaan!' De geschokte blik in zijn ogen deed haar pijn, dit was niet wat ze wilde. Ze wilde dat hij haar in zijn armen nam, haar een veilig gevoel zou geven. Ze draaide zich om, gehinderd door haar buik en de kap op haar hoofd. ‘Ik ben moe, het is tijd dat je weggaat.' Toen ze de deur weer hoorde dichtgaan was ze, dankzij de Opzichters, echt alleen. Ze drukte haar gezicht in de kussen om tranen tegen te houden die niet te stoppen waren. Uiteindelijk viel ze in slaap.

‘Anna? Wakker worden.'

Ze opende haar ogen.

Matron stond naast het bed met een schotel gevuld met eten in haar handen. De robot plaatste de schotel op een tafel die ze over het bed schoof.

‘Nee bedankt, ik heb geen honger.' Anna probeerde te herinneren waar ze over gedroomd had, blauwgroen dat langzaam grijs werd, was er nog iets?

‘Je moet iets eten,' zei Matron. ‘Je kunt het goed gebruiken, je zoon ook.' De robot haalde de zwarte kap weg, zodat Anna gemakkelijk rechtop kon zitten.

‘En dat is het belangrijkste voor jullie, toch?' Ze wilde de tafel wegduwen, maar merkte toen dat ze uitgehongerd was. Zonder naar de robot te kijken, pakte ze de lepel op en begon te eten.

‘Natuurlijk, waarom zouden we dat niet belangrijk vinden? Ik kijk uit naar de geboorte, naar jouw zoon. Het zal een prachtkind worden.'

Anna kon op tijd een bars antwoord wegslikken, samen met de smakeloze pap.

‘Ik weet het,' zei Matron. ‘Het smaakt niet goed. Ik wilde je lievelingsgerecht geven, maar dat mocht niet van Catius.' Ze bleef geduldig wachten tot Anna klaar was met eten. ‘Heb je goed geslapen?' vroeg ze. ‘Vertel me wat je gedroomd hebt.'

Anna bleef zwijgen. Ze duwde de tafel weg.

‘Anna? Waarom doe je zo?'

‘Omdat ik jullie niet vertrouw.'

‘Vertrouw jij ons niet, of is het de jongen die ons niet vertrouwt?'

Anna werd bleek. ‘Ik weet niet wie je bedoelt, welke jongen?' Ze voelde iets achter in haar geest: het begin van een geluid, maar te vaag om te kunnen verstaan.

‘Je hoeft niet meer te liegen,' antwoordde Matron. ‘We weten wat er gebeurd is. We weten alleen nog niet zeker wat hij precies van plan is. Je moet ons helpen, Anna, in het belang van jouw zoon.'

‘Mijn zoon heeft hier niets mee te maken,' zei Anna. ‘Hij is onschuldig, en dat is meer dan wat ik van jullie kan zeggen. Lucas heeft me alles getoond. Hoe jullie hem elk moment van de dag pijnigden, experimenteerden met hem. Monsters, dat zijn jullie!'

‘Dat weet ik,' zei Matron. ‘De jongen die jij Lucas noemt, de vlinders en alle andere dieren die we gemaakt hebben, niet omdat ze konden overleven, maar omdat het mogelijk was en we er misschien iets van konden leren. Dat is wat we vroeger waren, tot mijn spijt. Maar we zijn veranderd, dankzij de aarde. Geloof me, Anna, zelfs robots kunnen veranderen.'

‘Daar geloof ik niets van. Als je dan toch veranderd bent, laat me dan gaan.'

‘Dat kunnen we niet toelaten, vrees ik. Je lichaam is te zwak en je kunt ieder moment bevallen. Het enige wat ik vraag, is dat je eens goed nadenkt over wat de jongen je verteld heeft. Je zwangerschap is niet normaal en wij hebben er niets mee te maken. Dan blijft alleen Lucas over.'

‘Je liegt! Hij zou me nooit pijn doen.' Dat heb je me beloofd!

‘We weten niet waarom hij dit doet, wel hoe. Alexander en Catius zijn er gelukkig in geslaagd hem af te zonderen in je geest, zodat hij je lichaam niet meer kan beïnvloeden.'

‘Het kan niet,' zei Anna. Toen Matron nog iets zei, drukte ze haar handen tegen haar oren en gilde. Uiteindelijk liet de robot haar alleen. Anna bleef de rest van de dag in bed. Haar vrienden kwamen niet op bezoek, daar was ze blij om. Ze had geen zin om opnieuw ruzie te maken. Er begon zich een plan te vormen in haar hoofd. Nu was het een kwestie van wachten tot het donker was. Tijd genoeg om goed na te denken over wat ze zou doen als haar plan lukte. Veel mogelijkheden waren er niet.

Toen het donker was, stapte ze uit het bed. Catius was af en toe de kamer binnengekomen om de monitoren te bekijken en dan weer te verdwijnen. Ze had de stand van de zonnen gebruikt om te weten te komen hoe veel tijd tussen de bezoeken zat. Veel tijd had ze niet, hij kon op elk moment de kamer weer binnenkomen. Ze onderdrukte een kreet van pijn toen ze de infuus uit haar pols trok. Terwijl ze de naald op het bed smeet, zag ze de zwarte kap liggen. Haar handen trilden toen ze het donker materiaal aanraakte, de vier buizen zag die naar een computer liepen. Dit zag er bekend uit, hier had ze haar hele leven over gedroomd. Ze pakte de infuushouder en wrong de top er af. Vervolgens trok ze de stalen staaf uit de wielbasis. De lange staaf woog niet veel, heel zeker was ze niet dat het genoeg zou zijn om Catius neer te slaan, maar er was niets anders. De Opzichter had het toestel waarmee hij de jongen in haar geest had opgesloten altijd bij zich. Dat moest ze hebben. Ze greep de staaf stevig vast met beide handen. Hijgend van de inspanning liep ze langzaam naar de deur en wachtte, klaar om toe te slaan. Op het moment dat de deur openging, kreeg ze een zware kramp waardoor ze dubbel sloeg.

'Anna, waarom ben je...'

Ze liet hem niet uitspreken en stak naar zijn hoofd. De staaf raakte de oogsensor, de robot deinsde achteruit, de gang op. Met een luide gil volgde ze hem, stak opnieuw toe. Deze keer raakte ze hem in zijn nek. De staaf gleed tussen de kabels door. Anna duwde en draaide met een kracht die haar verbijsterde net zolang tot Catius op de grond viel. Ze trok haar wapen los en ging boven de robot staan, de staaf nog altijd in beide handen geklemd en opgeheven.

'Anna, doe het niet. Je bent ziek, denk aan je zoon!' Catius probeerde op te staan, maar twee kabels in zijn nek waren beschadigd. Hij viel achteruit en hief zijn arm op.

'Smeerlap, jij blijft met je vuile klauwen van mijn kind af!' Anna sloeg met haar wapen op het hoofd van de robot tot hij niet meer bewoog. Ze liet de staaf vallen en keek rond om het toestel te zoeken. Het lag niet bij Catius, maar toen ze weer de kamer inliep, zag ze liggen aan de deur. Het scherm van de handcomputer lichtte op toen ze erop tikte.

"Implantaat actief, schildfunctie op 90%"

Ze liet het toestel bijna vallen toen ze opnieuw een kramp kreeg, heviger dan de vorige. Kreunend ging ze zitten, haar buik ondersteunend. Weeën? Nu niet, dacht ze, wacht nog even, kindje. Zodra de pijn weg was, concentreerde ze zich op het toestel. Ze probeerde een paar toetsen uit tot ze een bericht zag.

"Deactivatie implantaat, doorgaan?"

Haar vinger zweefde onzeker over het scherm. Waarom twijfelde ze? Dit is wat ze wilde, nodig had. Lucas zou haar helpen, dat had hij altijd gedaan. Maar toch, als Matron gelijk had, wat zou er dan gebeuren? Ze bleef twijfelen, tot de volgende wee kwam. Ze sloot haar ogen en drukte. Haar geest opende zich, ze glimlachte. Ik ben blij dat je terug bent.

Bedankt.

Anna probeerde op te staan, maar viel terug neer. De volgende wee deed haar kronkelen van de pijn.

Dit is te vroeg, je moet hier weg.

Het gaat niet, de baby komt nu!

Nee, daar zorg ik wel voor. Sta op.

Een stoot van energie stroomde door haar lichaam. Anna liet het toestel uit haar handen vallen, stond op en liep de gang op, langs de Opzichter die haar been probeerde vast te pakken.

'Blijf hier, Anna, alsjeblieft.'

De stem was nauwelijks te verstaan, hol. Anna liep verder.

Je hebt kleding nodig, en andere zaken.

Waar vind ik die?

Ga aan het einde van de gang naar rechts. Dan de tweede kamer links.

In de kamer vond Anna een stapel witte, lichte jurken, zoals ze nu droeg.

Neem een paar mee, je kunt ze gebruiken tijdens de bevalling. Pak ook handdoeken mee.

Zo kan ik toch niet naar buiten gaan?

Maak je daar geen zorgen over. We hebben nog iets scherps nodig, geen tijd om een mes te zoeken, de Opzichters kunnen hier elk moment toekomen.

Ik begrijp het niet?

Ga terug naar de gang, aan het einde is een raam.

Anna gehoorzaamde. En nu?

Gebruik een van de handdoeken om het raam in te slaan.

Achter zich hoorde Anna iemand haar naam roepen. Ze wikkelde een handdoek om haar hand en sloeg het glas in. Voorzichtig wreef ze zo veel mogelijk scherven weg, zodat ze door het raam kon klimmen.

Neem een scherf mee, om de navelstreng door te snijden. Haast je, ik kan de baby niet lang meer tegenhouden.

Anna verborg een scherf in de handdoek en klom door het raam. Ze kwam bij de achterkant van het gebouw uit. De halfvolle maan en de sterrenzee gaven net genoeg licht om een tiental meter ver te kunnen zien.

Loop snel naar het bos, voor ze ons vinden.

Anna liep zo snel ze kon over de zanderige vlakte. De stoot energie was bijna uitgewerkt, ze begon te hijgen en voelde pijnsteken in haar zij. Toen ze de omheining bereikte, zakte ze ineen.

Geef het niet op, klim over de omheining!

‘Ik kan niet meer,' zei Anna. ‘Echt niet.'

Dan zal dit genoeg moeten zijn. Ze vinden je toch niet meer op tijd.

Waarom moeten ze me vinden? Ik dacht dat je me ging helpen… Haar gedachte verdween toen ze de bevallingspijnen weer in volle kracht voelde. Een stroompje water vloeide langs haar been.

Leg de jurken onder je, de handdoeken tussen je benen. Je zoon komt eraan!

‘Smeerlap,' kreunde Anna. ‘Waarom doe je dit?' Ze ging op haar rug liggen en trok haar benen op. Ze verloor alle besef van tijd door de golven van pijn die haar bestookten.

Het is zover, maak je klaar om te persen. Blijf rustig ademen.

‘Ik vertrouwde je,' riep Anna. ‘Ze gaan mijn zoon afpakken!'

Nee, dat doen ze niet. Dat waren ze nooit van plan. Ik wist dat je dat zou geloven, daarom zei ik het. Ik moest je weg houden van de Opzichters, voor ze me konden tegenhouden.

‘Wat?' Meer kon ze niet zeggen, niet denken. De pijn sloeg ongenadig toe.

De eerste persweeën. Zodra ik het zeg, moet je je adem inhouden en zo hard mogelijk persen.

‘Ik wil niet,' huilde Anna. ‘Het doet te veel pijn.'

Alles komt in orde, het is bijna voorbij. Persen, NU!

Ze duwde zo hard ze kon. Toen de wee afzwakte, voelde ze iets in haar geest bewegen. ‘Wat doe je? Is er iets verkeerd?'

Het spijt me Anna. Ik heb je nooit pijn willen doen, geloof me, maar ik moet dit doen. Tijd voor mij om te gaan.

‘Gaan?' Tijd om erover na te denken had ze niet, de volgende wee kwam. Instinctief perste ze mee, totdat de pijn minderde. Een deel van haar geest leek zich af te splitsen, door haar lichaam heen te glijden, naar haar buik en lager…

‘Anna!' Damiaan en Matron knielden naast haar neer.

‘Je moet me helpen,' zei Anna. Ze pakte de hand van Damiaan vast en kneep erin toen de volgende wee kwam.

Matron zat tussen de benen van Anna en deed haar jurk omhoog. ‘Ik zie zijn hoofdje, nog één stevige duw, hoor je me?'

‘Nee,' riep Anna. ‘Lucas, hij heeft iets gedaan. Je moet hem stoppen.'

‘Geen tijd,' zei Matron. ‘Persen, zo hard je kan.'

Anna gehoorzaamde huilend.

‘Proficiat!' zei Matron. ‘Goed gedaan, Anna.' Ze nam een handdoek en begon de baby droog te wrijven. Daarna wikkelde ze de handdoek om het kind.

Toen Anna gehuil hoorde, glimlachte ze aarzelend. Matron legde de baby op haar borst. De pijn, de angst voor de Opzichters, de leegte in haar geest, alles vergat ze toen ze in de blauwe ogen van haar zoon keek.

‘Hij is prachtig,' zei Damiaan.

Anna leunde tegen hem aan, nog altijd naar haar zoon aan het kijken. In zijn linkeroog verscheen er een kleine, grijze vlek.

‘Heb je al een naam?' vroeg Matron.

‘Nee,' antwoordde Anna. De vlek breidde zich uit, verjoeg het mooie lichtblauw. Ze fronste.

‘Daar heb je nog tijd genoeg voor,' zei Matron. ‘Ik moet terug naar binnen, de anderen op de hoogte brengen. En ik heb ook iets nodig om de navelstreng door te snijden.'

‘Hoeft niet,' zei Anna. ‘Ik heb iets.' Ze haalde de scherf uit de handdoek, maar bleef het vasthouden.

‘Anna?' Matron stak haar hand uit.

‘Ik weet wel een naam,' zei Damiaan. ‘Een heel mooie, Lucas! Wat vind je ervan, schat?'

‘Hoe ben je daar opgekomen?' vroeg Anna. Ze voelde iets over haar rechterpols stromen, voelde de pijn en de druk van het glas tegen haar huid toen ze haar vuist sloot. De linkeroog was nu volledig grijs, net als…

‘Ik weet het niet echt,' antwoordde Damiaan. ‘Het kwam in me op, maar het is toch een mooie naam?'

‘Anna, geef me die scherf.'

‘Ja, dat is het inderdaad,' zei Anna zacht, ze keek naar Damiaan en glimlachte. ‘Het is de ideale naam voor onze zoon.'

Het gekrijs van de baby kon het gegil van zijn moeder niet overstemmen. Damiaan greep naar de arm van Anna terwijl Matron de baby in haar armen nam.

‘Laat me los, Damiaan,' riep Anna. ‘Dat is onze zoon niet!'

‘Hou haar tegen, Damiaan, haast je.' Matron had de krijsende baby in haar armen en probeerde het bloed dat uit de wonde op zijn kaak gutste te stelpen.

Anna begon opnieuw te gillen toen Damiaan haar op de grond duwde. Ze stopte pas veel later, toen Alexander haar verdoofde.

Uittreksel toespraak, Voorzitter Santiago, Eden gebouw, 2082

‘De visie van Dokter Baring en alle medewerkers van het Eden project mag niet vergeten worden. Op dit moment is de wereld niet klaar voor een droom van die grootte, maar die tijd komt. Dan zullen we verdergaan waar het project nu gefaald heeft. Dan zullen we als één aarde eindelijk beginnen aan die droom van Dokter Baring: het verspreiden van de mensheid over het universum.

Hij droomt dat hij buiten aan het spelen is, samen met andere kinderen. Hij voelt voor het eerst plezier, samenzijn. Samen met een meisje op de schommels, tikkertje spelen, lopen en lachen. Hij wenst dat dit nooit zou eindigen, maar dan wordt Anna wakker. Hij blijft dromen, gevangen in haar lichaam. De eeuwige toeschouwer, het is genoeg voor hem, maar hoe ouder Anna wordt, hoe minder hij kan vasthouden aan zijn eigen identiteit. Er moet een manier zijn om te overleven, dat weet hij zeker. Veel tijd heeft hij niet meer.

‘Vertel me over je droom.'

‘Ik wil niet, laat me met rust.' Anna zat op haar bed, gekleed in een witte jurk, haar handen in haar schoot.

‘Weet je zeker?' Matron stond voor haar. ‘Het is goed voor je om te delen, je gevoelens duidelijk te maken.'

‘Waarom zou ik? Niemand gelooft me.' Ze keek naar buiten, naar de blauwgroene hemel, de wijde wereld waar de anderen een eigen leven aan het opbouwen waren. Nieuwe gebouwen, een eigen dorp, zonder haar.

‘Dat is niet juist,' zei Matron. ‘We hebben Lucas grondig onderzocht. Er is geen dualiteit zoals bij jou, geen spoor van de jongen in zijn geest. Hij is weg, Anna, wat hij ook wilde doen, het is niet gelukt.'

Anna beet op haar vingernagels, ze werden kort gehouden zodat ze zich er niet mee kon verwonden, maar ze bleef er op bijten, tot ze bloedde. ‘Kan ik hem zien, Luc…, ik bedoel mijn zoon?'

‘Wil je dat echt?' vroeg Matron. ‘Voel je je goed genoeg?'

‘Ik denk het wel.' Anna knikte met haar hoofd. ‘Vandaag wel.'

‘Dan ga ik hem halen,' zei Matron.

Toen de robot de kamer verliet, hoorde Anna het geklik van het slot. De deur was altijd op slot, maar ze vond het niet erg. De kamer was groot genoeg voor haar, de buitenwereld te druk, te veel kinderen, te ruim. Ze ging op het bed liggen, maar hield haar ogen wijd open. Zo kon ze niet in slaap vallen, kon ze de dromen vermijden.

Een uur later werd er op de deur geklopt. Ze stond op toen Katerine en een jongen van twee jaar de kamer binnenliepen en ze stak haar armen uit. Ze negeerde zijn grijze ogen, het litteken op zijn wang en probeerde te glimlachen.

Lucas bleef staan, zijn ene hand geklemd om de rok van Katerine. In zijn andere hand had hij een vel papier.

‘Ga maar, schat,' zei Katerine. ‘Geef je cadeautje aan mama.'

De jongen schudde met zijn hoofd en probeerde zich achter Katerine te verbergen.

‘Je hoeft niet bang te zijn, Lucas,' zei Anna. ‘Kom maar naar je mama.'

Na een kleine por van Katerine, liep Lucas voorzichtig naar zijn moeder.

Anna pakte hem in haar armen en ging op het bed zitten. Ze streelde het donkere haar van haar zoon dat haar aan zijn vader deed denken. ‘Wilde Damiaan niet komen?' vroeg ze.

‘Nee, hij kon niet,' antwoordde Katerine. ‘Ik vond het niet erg, ik pas graag op Lucas. Hij is rustig en lief, heel slim ook.'

‘Net als zijn vader,' zei Anna.

‘Voor jou, mama,' zei Lucas. Hij stak zijn hand met het vel papier uit naar Anna.

‘Dankjewel, schat,' zei Anna. Op het blad stond een jongen en een meisje afgebeeld, hand in hand, omringd door bomen. Anna wees naar een vlek op het blad. ‘Wat is dat, Lucas?'

‘Een vlinder,' antwoordde hij.

Anna staarde naar haar zoon. Ze smeet de tekening op de grond en pakte hem stevig vast. ‘Hoe kom je daarbij?' riep ze. ‘Hoe weet jij wat een vlinder is?' Heel even dacht ze een glimlach op zijn lippen te zien, net voordat hij in huilen uitbarstte.

Katerine riep iets wat Anna niet kon verstaan voor ze de jongen lostrok en troostend tegen haar aanhield.

‘Ga weg!' zei Anna.

Katerine liep naar buiten met de huilende peuter in haar armen. Al snel daarna kwamen Matron en Catius de kamer binnen.

Anna lag op het bed met de snippers van het blad papier om haar heen gestrooid.

‘Gaat het?' vroeg Matron.

Anna knikte, maar bleef in het ijle staren.

‘Ik geef je iets om te slapen,' zei Catius.

Matron verwijderde de snippers en sloot de gordijnen terwijl Catius Anna een injectie gaf.

Ze sloot haar ogen en smeekte om de duisternis van een droomloze slaap die nooit kwam. In haar geest schreeuwde ze toen ze wegzakte.

Het kleine meisje volgde de vlinder dieper en dieper het bos in, altijd het bos in.

Tag Cloud
bottom of page