Romanfragment
Menno (romanfragment)
Sandra Bernart
‘Het is heel reëel dat Kim en ik samen gelukkig oud zullen worden. Dat heb ik berekend. Toeval bestaat niet. Gebeurtenissen zijn voorspelbaar. Wanneer je voldoende toevallige gebeurtenissen verzamelt, laten deze zich hoe dan ook ordenen. De natuur heeft nou eenmaal een onwrikbare neiging naar patronen, naar het verbinden van niet gerelateerde zaken, naar orde in de chaos. Zo werkt het overal en zo werkt het vooral voor mij.’ Met trillende handen neem ik een slok water. Ik kijk de collegezaal in. Meer dan honderd paar ogen op mij gericht. Niels vooraan. Hij knikt bemoedigend naar me. ‘Sorry,’ zeg ik in de microfoon. ‘Ik merk dat ik nerveus ben.’ Mijn stem klinkt vreemd. Ik drink nog wat en ga door. ‘Op de middelbare school ben ik hier achter gekomen. Toen ik er als twaalfjarige begon, vormden zich binnen afzienbare tijd groepjes. Groepjes waar je wel of niet bij wilde horen. Ikzelf zat in het groepje waar ik niet bij wilde horen. Het waren groepjes die niet vooraf bepaald werden, maar waarin achteraf wel een logica te bespeuren viel. Elk jaar golden er weer andere regels. Dat maakte het ingewikkeld.’ Ik kijk op van mijn aantekeningen. Er zijn meer ogen gefocust op mobiele telefoons dan op mij.Ik adem een paar keer diep in en uit. ‘Als je de wens had om bij een groep te horen, kon je slechts hopen dat de ongeschreven regels dat jaar in jouw voordeel zouden uitwerken. Zo werden er dat eerste jaar groepen gevormd op basis van het type schooltas. Grofweg had je drie categorieën.’ Op het whiteboard teken ik twee cirkels. Onder de linker zet ik een pijl naar een kleinere cirkel. Mijn hartslag wordt rustiger. ‘Allereerst de kinderen die met een zware lederen boekentas op een wiebelige bagagedrager naar school kwamen. Dan had je de wat stoerdere, vrijgevochten rugzakdragers. Binnen deze rubriek had zich een elitaire subgroep gevormd, waarvan het op het eerste gezicht niet voor iedereen duidelijk was waarom je er niet tot kon doordringen. Ook zij droegen rugzakken. En alleen de kenners wisten dat deze rugzakken tot een speciale categorie behoorde. Hoe afgetrapt of versleten ze ook waren, een subtiel merkje gaf aan dat het hier ging om een andere klasse. Meestal waren de ouders tandarts, makelaar of eigenaar van het restaurant tegenover de ijssalon, waar ik nog nooit had gegeten.’ Gegrinnik uit de zaal. ‘Ikzelf behoorde tot de eerste groep. Mijn moeder had de boekentas uitgezocht. Als je naar de middelbare school gaat, krijg je een echte boekentas, beloofde ze me op de lagere school. Ze zei het op eenzelfde manier als wanneer ze me een ijsje in het vooruitzicht stelde nadat we de bus hadden gemist en de laatste vijf kilometer naar huis moesten lopen. Als we thuis zijn, krijg je een ijsje, zei ze dan. En met die belofte klaagde ik niet over mijn vermoeide benen en de blaren op mijn voeten. Ik kreeg hem op mijn twaalfde verjaardag. Het was een degelijk, bruin lederen model, met veel extra opbergvakken. Ik had gehoopt op een gele Sony walkman of een abonnement op de Kijk. Het werd een nieuwe boekentas. Dan blijven je boeken ongeschonden, zei mijn moeder. Dat dat niet voor mijzelf gold, wist ze toen nog niet. Wiebelige lederen boekentassen achterop een bagagedrager lokken uit om tegenaan te trappen. Net zolang totdat de elastiek van de snelbinders het opgaf en de zware boekentas na een tiental meter weifelend langs de zijkant gebungeld te hebben – meestal zonder dat ik dit in de gaten had – met veel geweld van mijn fiets afdonderde. Mijn moeder had gelijk. De boeken bleven ongeschonden. De andere groep die, waarschijnlijk ingefluisterd door oudere broers of zussen, met een zware rugzak om hun schouders naar school fietste, was de groep waar ik graag toe behoorde. Om mijn moeder niet te kwetsen, kocht ik stiekem een rugzak van mijn zakgeld en legde die in de schuur. Elke morgen verwisselde ik de inhoud van mijn boekentas voordat ik naar school fietste. Het jaar waarin ik besloot me tot de rugzakkers te gaan scharen, veranderden de regels. Mijn zware rugzak werd nu op de trap, die de twee verdiepingen van het schoolgebouw met elkaar verbond, van mijn schouders afgetrokken, waardoor de boeken eruit vielen en ik onder luid gejoel van klasgenoten, de geschonden boeken bij elkaar raapte. In datzelfde jaar bezette Saddam Hoessein het oliestaatje Koeweit, waarmee de Eerste Golfoorlog begon en verloren in Nederland zeventien mensen het leven door de zwaarste storm van deze eeuw. Mijn sores bevonden zich in de schaduw van grotere tragedies. Dat besefte ik.’ Adempauze. Aarzelend vervolg ik. ‘Ik kan me niet herinneren dat ik het hem had ingefluisterd. Misschien had hij de regels sneller door. Mijn broertje. Misschien had hij lak aan regels. Dat denk ik. Menno had sowieso lak aan alles. En hij kwam er mee weg. Ik niet.’ Ik kijk naar Niels. Hij steekt zijn duim op en gebaart dat ik door moet gaan. ‘Het was niet alleen het feit dat ik geplaagd werd dat me frustreerde in die tijd. Ik kon het ook niet uitstaan dat ik niet doorhad wat het systeem was. De wetten die bepaalden wanneer ik meer of minder kans liep om gepest te worden. En misschien was dat het juist wat me op de been hield. Dat ik eruit was gestapt en als een observant naar mijn eigen situatie was gaan kijken. Ík was niet het slachtoffer, maar de jongen die als proefpersoon in mijn onderzoek fungeerde. Voor het slapengaan noteerde ik alle relevante gegevens rondom de pesterijen in een schriftje. Het jaar daarna leek de wijze waarop je je broekspijpen oprolde, te bepalen tot welke groep je behoorde. Er zat dus een logica achter. Een logica die mijn broertje feilloos aanvoelde. Ikzelf had mijn hele middelbare schooltijd nodig gehad om te komen tot een formule waarmee je vooraf kon voorspellen of je wel of niet gepest zou worden. Pas veel later kwam ik erachter dat deze magische formule niet klopte. Dat de enige wetmatigheid was, dat ik op de middelbare school altijd bij de groep hoorde waartoe ik niet wilde behoren, maar dat er wel degelijk zoiets bestond als kansberekening. Dat stelde me gerust. Met behulp van zelfbedachte kansberekeningen creëerde ik als tiener binnen elke chaos een structuur. Een prettige orde. Een orde waarmee ik weer grip op mijn leven kreeg. Ik liet het toeval geen loopje meer met me nemen, maar nam het toeval bij de hand.’ Niels wijst op zijn horloge. Ik kijk naar de klok aan de zijkant. Nog een kwartier tot de pauze. 'Mijn decaan vroeg me in het laatste jaar of ik al wist wat ik na de middelbare school ging doen. Toen ik hem vertelde dat ik dat had berekend, keek hij me ongelovig aan. Dat ik niet altijd serieus werd genomen, wende. Serieus genomen worden is een van de dingen in het leven die je niet in de hand hebt. Na de dood van mijn broertje was ik gestopt met me druk maken om dingen die ik niet in de hand had. Bovendien nam het druk maken om dingen die ik wel in de hand had al mijn tijd in beslag. Mezelf nam ik wel vrij serieus. Misschien bracht dat de zaken weer in evenwicht. De natuur is altijd op zoek naar balans.’