Verhaal
Vrienden, Jacquelien Vroemen
'Wat doen die mensen daar?' Zwijgend duwt de portier me door het poortje. Na een blik op het scherm knikt hij ten teken dat ik naar binnen mag. Ik loop door en kijk om, vang zijn blik. 'Nou?' 'Vlakbij de muur is het warmer,' zegt hij. Binnen is het verstikkend heet en ik laat de bontcape van mijn schouders glijden. Een koelie staat klaar om hem op te vangen voordat-ie de vloer raakt. Mijn ogen wennen ondertussen aan het felle licht. Ik wring me door de mensenmassa, op zoek naar mijn vrienden. Mazzel! Ze hebben beslag weten te leggen op de loungebanken in het C-kwadrant. 'Hee jongens.' Ik plof neer naast Bloesem. 'Hee, Poel.' Ruff kijkt naar me met waterige ogen. 'Ook eentje?' Bloesem houdt me een pilletje voor. 'Niet duur. Wel meteen betalen a.u.beetje.' 'Nog even niet. Waar is Jango?' 'Jango, ja, die –' Amalia kijkt naar Bos die zich op zijn beurt tot Ster wendt. Ster zet grote ogen op. 'Ik weet nergens van,' snauwt ze. Ze staat op. 'Ik ga even naar de jeweetwel, handen wassen.' 'Overgeven zal je bedoelen,' zegt Ruff. 'Weetjewelweetjeniet.' Kars kijkt niet op van zijn schermpje. Mijn lichaam heeft zich aangepast aan de binnentemperatuur en houdt op met zweten. Het is zoals gewoonlijk afgeladen in de LD-club. Ik kijk de kring rond. Kars communiceert met outer space, Bloesem hangt achterover in de kussens, Amalia praat met Bos. Ruff lijkt in gedachten verzonken. Frenk is catatonisch. Zijn verstarde blik is nergens op gericht. 'Hé, Frenk,' roep ik desalniettemin. 'Frenk heeft weer pret voor twee,' zegt Bloesem. 'En Jango?' vraag ik aan Ruff. 'Jango, Jango,' zegt Ruff, hij lijkt zich met tegenzin uit zijn gedachten los te rukken. 'Weet je nog dat hij jarig was enzo? En dat hij twintig was geworden, je weet wel? Hoe erg?' Ik ril. 'Ja, erg.' Het schrikbeeld van de ouderdom. Bloesem gaat rechtop zitten, keert zich naar me toe en kijkt me veelbetekenend aan. 'Ik zeg één woord. Ik zeg: makeover.' 'Ja, en?' 'Ik zeg nog een woord. Niet complete. Niet extreme. Beyond.' 'Ja, en? Dat doen we toch allemaal?' 'Nee. Beyónd beyond en nog verder.' 'Oké. Het zal wel. Is-tie mooi geworden? Ik heb onderhand wel zin in iets. Wie haalt?' 'Ik niet,' zegt Bloesem prompt. Kars schudt zwijgend zijn hoofd. Het schermpje werpt blauw en groen licht op zijn gezicht. Amalia kijkt me aan en doet net of ze heel erg diep moet nadenken. Na een tijdje zegt ze: 'Eeeehhhhh......... nee.' 'Ik ga wel,' zegt Ruff. 'Wie wil er nog meer iets?' Alle vingers gaan omhoog. 'Oké, allemaal even leveren dan.' Ruff houdt ons om beurten zijn chipper voor. Ik trek het label van mijn oor en steek het in het apparaatje. 'En niet méér afschrijven!' waarschuw ik. Ruff trek zijn wenkbrauwen op en kijkt me quasi gekwetst aan met zijn mooie – hé, laatst waren ze nog blauw. Mooi hoor,' zeg ik. 'Horen ze zo waterig?' 'Lul,' zegt Ruff, en verdwijnt in de menigte. Bloesem zegt: 'Daar heb je Jango.' Jango. Jango! Jezusmina. Amalia proest: 'Overdrijven is ook een vak.' Jango, wat heb je gedaan man? Ik vraag het hem woordeloos. Hij wringt zich tussen mij en Bloesem. Ik kijk in zijn bruine ogen. Zíjn ogen? Hij hijgt. Ik bezwijm bijna: hij stinkt ontzettend uit zijn bek. Mond. 'Jango?' Zit Jango daar achter die ogen? Uit zijn keel komt een geluid. Huilt-ie nou? Ruff is terug met de capsules. Ik kijk naar hem op. Ik buig opzij om hem door te laten; hij gaat weer zitten en zegt: 'Makeovertje. Dus.' 'Makeovertje? Transplantoetje zal je bedoelen.' Hij haalt zijn schouders op. 'We transplanteren allemaal wel eens wat.' 'Ja, ogen. Haar. Handen. Schaamlippen. Van die dingen. Maar een hoofd? Een kop kan ik beter zeggen. Sinds wanneer nemen we een heel nieuw hoofd? Trouwens, dat is nog tot daaraantoe. Maar een fucking... hond?' Het hoge woord is eruit. 'Wie neemt er nou de fucking harses van een fucking hond?' 'Het was zijn eigen hond,' zegt Kars, die opeens opkijkt van zijn schermpje. 'Hij hield van dat beest.' Ik kijk Jango nog eens aan. Jango's hond, bedoel ik. Ja, wat bedoel ik eigenlijk. Wie de fuck zit daar eigenlijk? Daar hebben we Ster. Ster weegt geloof ik nog maar 34 kilo. 'Lekker uit je mond gedefaeceerd?' gnuift Bos. Ster reageert niet, keurt ook Jango geen blik waardig. Ploft neer op de bank, legt haar benen over die van Kars – die ze opzij schuift en verder gaat met zijn schermpje. Ster sluit haar ogen. Is hij er blij mee? 'Jango, ben je hier blij mee? Knik of schud.' Jango schudt zijn kop. 'Nee, dus. Waarom neem je je eigen hoofd niet terug, man? Dat hebben ze toch zeker wel bewaard?' Jango laat zijn kop hangen. Ik zou wel willen zeggen dat er tranen opwelden in zijn trouwe bruine ogen, maar honden kunnen niet huilen, dus. 'Gaat niet meer,' zegt Ruff. 'Was een malafide kliniek. Hoofd niet goed bewaard. Niks meer mee te beginnen.' 'Jango zijn hoofd is allang bedorven,' hikt Bloesem. 'Maar wat de fuck... waarom?' 'Hij had wat te veel genomen op zijn verjaardag, weet je wel. Zeg ik toch.' Bloesem giechelt, klapt opeens dubbel van het lachen. Ster opent haar ogen, kijkt naar Bloesem, grinnikt. Ergernis schiet als een kramp in mijn maag. Ik wend me tot het fabeldier naast me. 'Jango, waarom neem je niet een ander hoofd? Die uitkeringstrekkers bieden van alles te koop aan. Organen. Al hun lichaamsdelen. Er is er vast wel eentje die zijn hoofd verkoopt.' 'Maar hij is blut,' zegt Ruff. 'Duurt eeuwen voordat hij genoeg heeft gespaard voor een nieuwe kopjob.' Shit. 'En hij komt niet echt gauw aan een nieuwe baan zo, hè.' 'Wat kost zo'n job?' Bos zegt: 'twintig, dertig... ' 'Dertig wat? ' 'Duizend of iets daaromtrent.' Dertigduizend. Dat verdien ik in een week. Meer nog. En ik ben dan nog de armoedzaaier van het stel. 'Dat kunnen we samen toch wel opbrengen? Jongens. Gasten. Dudes. Als we botje bij botje leggen, even kijken, we zijn met ons zevenen. Delen door dertigduizend.' 'Dertigduizend delen door zeven bedoel je,' smaalt Bos. 'Nou, en hoeveel is dat?' 'Geen idee,' zucht Bloesem. 'Beats me,' zegt Ster. 'Maar, amigos, kommop. We leggen allemaal iets bij, hoeveel dat rekenen we uit, ik pak zo mijn unit... we kunnen Jango toch niet met die kop...' Niemand kijkt me aan. 'Ruff?' Stilte. Nog meer stilte. Eindelijk zegt Ruff: 'Oké, ik doe mee. Als iedereen meedoet.' 'Het is toch zeker zijn eigen stomme schuld,' zegt Ster. 'Kars?' 'Oké.' 'Bos?' 'Goed dan. Onder protest. Maar goed dan.' En dan gaan de anderen ook overstag. We gaan een nieuw hoofd kopen voor Jango. We laten hem niet barsten. Ik kijk de kring rond. Dit zijn mijn vrienden. Ik hou van ze, man.
Meer science fiction