Koffie
De man werd wakker. Hij voelde zichzelf, voelde aan zichzelf. Voelde weer! Hij voelde om zich heen. Voelde niets. Mooi! Niets van de last waarmee hij gisteren was gaan slapen was er nog. Hij dacht na. Niets... Niets van de gedachten waarvan hij de vorige dag zo veel binnen had gekregen dat hij vreesde die dag niet te overleven. Te verdwijnen in de nacht. Weg, kwijt, bevrijd, tijd stilgezet. Maar nu, nu was hij klaar. Klaar voor de rest van zijn leven. Hij keek naar buiten. De dag was nog niet aangebroken buiten. Het was er stil en donker. Niet zoals binnen, waar alle lampjes inmiddels aan waren gegaan en hij, volledig op stoom, inmiddels aan het etmaal was begonnen. Hij stond maar eens op. Wat te doen? Zoveel mogelijkheden om zijn dag mee te vullen. Met momenten van geluk, van overpeinzing en momenten daartussenin om van het een tot het ander te komen. En verder te komen dan hij ooit was geweest. Zijn leven verder te ontruwen, te verfijnen en polijsten tot de schittering die het in potentie altijd had geleken. De belofte van je happy voelen in eigen lijf en leven. Als een vis in het water te zwemmen door zijn levensstromen, op weg naar wat hij altijd al voor ogen had: het beste uit zijn persoonlijke mogelijkheden halen. Gelukkig zijn. En blijven. Het moest toch kunnen. Als een mens het kon bedenken – en zo veel van wat we ons bedenken is al gerealiseerd – dan moest het toch in een of andere vorm mogelijk zijn? Geluk was vluchtig, dat zei zijn moeder al. Zijn moeder, die toch elke dag volop in de weer was geweest om het hem zo fijn mogelijk naar de zin te maken. Zo goed en volkomen mogelijk te zorgen dat de randvoorwaarden in orde waren. Dat hij het geluk zo goed mogelijk binnen handbereik had om blij door het leven te kunnen gaan. De man was niet gelukkig. Daar moest hij zijn moeder toch in teleurstellen. Niet dat hij dat kon, want zijn moeder was reeds lang overleden. Gelukkig, want al was zij een blijmoedig persoon geweest, toch was zij niet gelukkig geweest. En zeker niet als ze wist dat haar zoon het ook niet was: gelukkig. Dat hij – hoe langer en meer dat hij erover nadacht – steeds ongelukkiger werd. In elk geval steeds minder lang gelukkig werd met een en hetzelfde ding. En hij had er inmiddels best veel van: dingen. Gitaar, computer, een flinke stapel aan cd's en DVD's, een kat. Keukenkastjes vol met broodbeleg, taartvormen en specerijen. Borden, potten, pannen, bestek. Een vriezer, koelkast, droger. Wasmachine. Zelfs een magnetron en elke dsg warm water om te kunnen douchen. Nou, we zijn wakker, hoor. Eerst maar onder de warme stralen. Wacht. Eerst koffiezetten, natuurlijk. Want straks, na het douchen, wilde hij meteen hete cafeïne naar binnen kunnen slurpen. Zonder suiker, zonder melk. Zo puur als koffie maar zijn kon. Oh, koffie! De man geloofde niet in God, maar koffie, dat was waar die ouwe voor moest staan. Dat ultieme genot, dat goddelijke. Koffie was God. God was koffie. God was dat wat van de eerste smaak en sensatie door tong en gehemelte in aanraking kwam, met dat bitterzoete nat een intense, lieve streling van het gehele lichaam kon worden. Een all body-massage met een niet-seksueel, maar volstrekt gelukkig verloop en gelukkige afloop.
Mits je je vervolgens door de dag heen kon temperen. Want na één koffie te veel konden die gevolgen niet te overzien vervelend zijn. Een stuitend gevoel van stuiterend stijf staan ervan.
De duivel van het alsmaar meer willen. Van het verliezen van het verstand door het te zeer najagen van het goddelijke elke dag. Maar goed, daar zijn we nog niet, vandaag. Is de Eerste Koffie klaar voor vandaag? Wij, ik dus, zijn er klaar voor. Jij? Ben jij klaar, Eerste Koffie, om te worden waar je U tegen zegt?
Ja? Kom dan! Ja, kom maar...
Even afdrogen... Ja. Ik kom.
Oh! En nu uitkijken voor koffie, vandaag. Dat was verdomde moeilijk. Want sinds hij thuis was komen te zitten met een hernia, waren de mogelijkheden om God in zijn dagen op te roepen steeds minder geworden. De momenten tussen God en ledigheid werden steeds meer een eeuwigheid. Dus de verleiding lag zeer zichtbaar om de hoek om zich gedurende zijn plots niet werkende dagen vol te gieten met koffie en jodenkoeken te eten.
En al had hij geen vrouw of vriendin om te imponeren met dat slank gebleven lichaam, hij moest toch oppassen om in elk geval in eigen ogen een adonis te blijven. Wie ziet zichzelf namelijk op veertigjarige leeftijd graag als mislukte, moddervette, opgestijfde slagroomtaart of ovengerecht als hij het nog in zich heeft om die ene mooie vrouw in zijn leven te dirigeren, middels een imposant imponerend beeldhouwwerk? Hij stond dan ook twee keer per week in de sportschool. Eerste slokje. Geurend, heet, bitterzoet en potent. Puur genot. En dat shaggie erbij. Ja, lekker scherp, lekker rokend en de synapses van de verbeelding aanzwengelend. Ha, het leven was best te doen, zo. Hoewel... Maar daar moest hij snel eens een eind aan maken. Dat denken... Dat piekeren, dat malen, dat onnodig aanzwengelen van zijn kersenpit. Leuk, af en toe, maar het hielp niet. Het zorgde er alleen maar en in steeds onprettiger worden van kracht naar overmacht, dat hij overmand werd door zijn puzzelend brein. Dat niet ophield, niet stopte bij een lumineuze ontdekking, een in elkaar passend en kloppend krijgen van een thesis. Nee, dat zo dom was om na een briljante conclusie door te denken, zich in de waan brengend en houdend dat er nog een beter resultaat, een meer kloppende som, een grote geluksgevoel voorhanden was ná die uitkomst of oplossing. Peinzen, piekeren... Denksels, die overgelopen werden door de wals van het doordrammende, doormalende brein. A road to hell paved with good intentions, een misbaksel dat door te veel denkkracht platgewalsd werd na het uit de oven halen van het resultaat. Eten met de deegroller, boetseren met het brein. Het brein dat de weg vond naar niet meer zijn door zichzelf te veel zijn en te veel koffie. Mama, E = MC2. Ja, jongen, het is wat. Was het leuk op school? Zijn moeder had hem zo gelukkig geschenen. Ze was namelijk lang niet zo... Nee, ze leek zelfs een beetje dom te zijn. Beetje dom. Dom... Daar piekerde hij ook over. Wat was een goed, objectief woord voor het tegengestelde van intelligent? Een goede omschrijving van een niet al te brainy zijn, zonder het denigrerende 'dom' te moeten gebruiken. Dom zei zo veel meer en tegelijk zo weinig over hoe slim iemand was. Dom is een lelijk woord. Altijd. Zijn moeder was best slim, maar niet intelligent. Ze deed in bepaalde opzichten bepaald niet voor hem onder. Voor niemand eigenlijk. Maar ze had wel nauwelijks de basisschool om als identiteitsbewijs te gebruiken. En hij had veel van haar geleerd. Meer eigenlijk dan van.... Mmmm. Lekker. En ja, daar trok de eerste scheut door zijn lichaam. Wauw! En dank je wel, mama. Ik mis je, mama. Kon je dit maar meemaken met me. Was je maar hier en niet... Nee, hij geloofde niet in God, maar … Shit, nu de rest van de dag nog... Gelukkig hoefde mama dit niet meer mee te maken. Dat hij zo ongelukkig was. Dat zijn leven zo teleurstellend gelopen was. Dat hij met al zijn intellect er niet uitgekomen was. Alsof hij ergens in zijn leven al zijn geluk al opgedronken had en de dosis in zijn lichaam alleen maar minder werd. Ho! Niet over nadenken. Dat leidde alleen maar tot...
Leidde inmiddels nergens meer heen. Niet meer tot alleen die moemakende eindconclusie waarop alle wegen uiteindelijk steeds weer uitkwamen.
Zal ik? Nee, niet meteen nog een koffie. Bovendien moest hij uitkijken met de toverdrank. Hij had immers de baan niet meer en koffiebonen groeiden niet op zijn rug. En bovendien helaas ook niet in dit klimaat.
Hij keek eens naar buiten. Hmm, zelfde wisselvallige weer als gisteren. Gisteren, toen hij ook al bezig was geweest met die conclusie, het verleggen van de logica ernaar en het proberen te weerleggen van de eindsom.
En jongens, hij was per slot van rekening nog maar veertig. Veel te jong om nu al tot de conclusie te komen dat het allemaal..
Wachten maar. Er kwamen vast nog andere, betere tijden. Andere stemmingen die tot een shift in de levenssfeer kwamen. Even wachten. Even stilhouden dat brein. Want de vorige zoektocht naar later geluk was per slot van rekening nog maar een etmaal geleden. Als hij nu maar een dag, of een paar dagen, een week, zijn vragend brein kon stil houden. Luisteren naar andermans zijn …. Naar het geluk uit de kleine hoekjes van andere mensen hun breinen, hun levens. Hij was een maandagskind. Wachten maar tot hij es een Zondag tegenkwam, die hem weer op het juiste pad naar je happy voelen zou leiden. Naar een hemels bestaan in het aardse. Een nuchtere, mogelijk realistische kijk op ook zijn leven die hem zou bevrijden van zijn te veel aan zelf. Een hemel... Nou ja, de hemel, daar geloofde hij dan niet in, maar in volgende levens.. ja, daar zag hij wel een logica in. Een heil die het steeds legere leven soldaat zou maken, in zou maken en daar een lichter kruis voor in de plaats zou zetten. Een lichtere maaltijd na deze zware... Aan de andere kant, wat zou een volgend leven hem geven wat dit leven hier en nu hem niet gegeven had? Zou een volgend leven de kansen ook als nieuw maken? Ja, het is natuurlijk wel zo dat het palet dan weer schoongeveegd is, zou zijn. Dat het blazoen en alle rottigheid dan uit zijn geheugen en zicht op toekomst zou worden schoongeveegd. Was wel iets, ja. Ja, dat was wel een goed ding om vooruit naar te kijken. Ja!
Hoewel... Zoals dat tweede album van Roberto Jacketti en De Scooters: 'Oh, not again...!' Ja, want zou het ooit anders worden? Was het leven en de wereld ooit veranderd? Echt veranderd? Ja, wel een beetje. Beetje bij beetje. En lang niet altijd ten slechte ... Ja!
Hoewel..
Nee, hou je kersenpit dicht, eikel! Anders gaan we weer! Even de aandacht verleggen.
Oh, koffie!
Waarom ben je toch altijd weer die redder in de nood?! Ja, lieve koffie. Ik schenk je uit. Dit keer maar niet puur drinken. Iets erin. Waarom heb ik mijn bril niet op? Ik zie geen steek.... waar...? Ah, daar ben je, koffiemelk! Een wolkje... iets erbij... ja, nog een beetje... Voorzichtig, koffie is nog behoorlijk heet... Mmmm.
Beetje vreemde smaak.
Niet echt verkeerd, maar toch.. Zou de melk over de datum zijn? Even kijken, waar is die bril...? Ah! Wat staat er nou? Dit is geen.... Wat staat daar? A R S E I C U M. Hmm... Arsenicum?! God! Hé, wie lacht daar nou? Hé, dat lijkt wel... Wat zei die vrouw? Zeg, kan het even wat minder met dat flitslicht? Waar ben ik eigenlijk? Nou ja zeg! Zeg, mevrouw... ja, u daar.. Kunt u mij mijn koffie aangeven? En die naakte mevrouw zeggen dat ze me neerzet. Ik heb echt dorst! Waar breng je me nu heen? Wat is dat? Even proberen... Och, had ik maar een rietje... Hmmm, Mmja, voelt best wel... wat is dit voor koffie?
Lekker, met name dat witte erin... Mmmm. Zo maakten ze koffie niet, vroeger. In mijn tijd, bedoel ik... Hoe laat is het eigenlijk? Waar zat ik nou net aan te denken....? Eerst nog maar een slokje.
Daarna douchen en... Zie ook: Grote-baby