R.i.p.: de alfa-intellectueel?
Het verschil tussen ‘harde’ wetenschap en de geestes- en menswetenschappen kan worden gevat in de manier waarop door wetenschappers uit deze verschillende takken van kennis naar moderne technologie wordt gekeken, technologie die ons leven ingrijpend heeft veranderd. Laat ik de mobiele telefoon als voorbeeld gebruiken. We zien in de maatschappij een onderscheid in interesse in hoe een mobiele telefoon technisch precies werkt en interesse in wat er met het apparaat in communicatieve processen allemaal mogelijk is. Met andere woorden: het gaat hier om de tegenstelling tussen een beperkte en een empathische, kwalitatieve benadering van het leven.
De empathische, communicatief relevante benadering van zowel de alfa- als de gammawetenschappen lijkt voor de meeste mensen nog altijd interessanter dan de technologie van bèta’s. Daarom is de toekomstige relevantie van de geestes- en menswetenschappen gewaarborgd. Zou men denken.
Toch wordt de humanistische wetenschapscultuur van letteren en sociale kennis bedreigd, uitgehold, wordt haar waarde in twijfel getrokken. Bèta’s hebben in de moderne maatschappij de intellectuele schroom achter zich gelaten en willen steeds meer erkend worden als de ware intellectuelen die het leven beter begrepen hebben dan de traditionele opiniemakers uit het rijk van de letteren en de sociale wetenschappen. Zij reduceren de mens tot zijn brein, of tot een schepsel dat gehoorzaamt aan sociobiologische wetten. Zij willen kennis kwantificeren volgens de methode ‘meten is weten’.
De digitale ontmoetingsplaats van dergelijke wetenschappers is de veelbezochte, spraakmakende website www.edge.org, Deze site biedt eindeloos veel bètakennis aan die toegankelijker wordt gepresenteerd dan ooit voor mogelijk werd gehouden door alfa’s. Iemand met een brede belangstelling kan er veel leren over alles wat er leeft in de wereld van de wetenschap. De bezoeker van deze site voelt zich verrijkt, wordt aangezet om na te denken over mens en natuur.
Toch is de visie achter Edge ideologisch gezien niet geheel onverdacht. De natuurkundige C.P. Snow kwam aan het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw met een lezing met de titel ‘The two cultures’, waarin hij zijn wrevel uitte over het verschil in waardering voor letterenmensen en bèta’s. Zijn kritiek kwam er op neer dat alfa-intellectuelen neerkeken op harde wetenschappers, terwijl ze in feite niet veel van het leven volgens wetenschappelijke normen begrepen hadden. Op het terrein van bètakennis waren dergelijke alfa-intellectuelen laaggeletterd, aldus Snow. De initiatiefnemer van Edge, John Brockman, borduurde enkele decennia later voort op deze zienswijze. Hij pleitte, net als Snow, voor een zogenaamde ‘third culture’ waarin de sterke kanten van beide andere culturen verenigd werden: oftewel de macht van het woord moest een huwelijk aangaan met de kracht van het wetenschappelijke inzicht. In de praktijk kwam het er volgens Brockman op neer dat de nieuwe generatie intellectuelen bèta’s moesten zijn die konden schrijven, die erin slaagden wetenschappelijke kennis te communiceren. Met andere woorden: alfa’s (en gamma’s) moesten als intellectuelen worden afgelost door bèta’s die een completere kijk op de wereld hadden.
Op het eerste gezicht lijkt de visie van Brockman interessant. Moet veelzijdigheid onder intellectuelen niet worden toegejuicht en is het erg dat alfa’s (en in mindere mate gamma’s die traditioneel een tussenpositie innamen) die geen kennis van harde wetenschap hebben uit het debat geweerd worden, zoals het ook logisch is dat kinderen geen stemrecht hebben, omdat zij geestelijk nog niet tot volle wasdom zijn gekomen?
Wat is eigenlijk de toegevoegde waarde van de alfa-intellectueel? Is zijn rol niet terecht uitgespeeld, omdat hij eigenlijk maar een dommerd is?
Nou nee. In een ideale wereld vervullen de traditionele mannen en vrouwen van de letteren nog steeds een voortrekkersrol. Op het terrein van kwalitatieve kennis, op het gebied van alles wat subjectief is maar daarom niet minder waardevol of belangrijk, is de werkelijke intellectueel nog steeds onverslaanbaar. Het neerkijken door Brockmans nieuwe intellectueel van de derde cultuur op domme alfa’s is net zo arrogant als het neerkijken op cultureel ongeschoolde bèta’s uit verleden waartegen Snow ageerde. Met andere woorden: de tegenreactie is doorgeschoten. Er was een disbalans tussen de verschillende kennisvormen, die is afgelost door een nieuwe disbalans. Was vroeger het cultureel-geestelijke het belangrijkst, nu is dat het wetenschappelijk-aardse.
Dat is jammer want bèta’s vallen uiteindelijk stil bij het beschouwen van wat werkelijk waardevol is: beeldende kunst, muziek, dans, literatuur. Theorieën over neuro-esthetiek of literair darwinisme waarin vermeende universele wetmatigheden worden blootgelegd, lijken interessant, maar benemen de beschouwer het zicht op de reden waarom kunst relevant is: namelijk zijn raadselachtigheid, zijn vermogen mensen kennis te laten maken met andere vormen van waarneming, met andere ervaringswerelden.
Het beschouwen van datgene wat uit menselijke geesten voortkomt is in feite ingewikkelder dan bètawetenschap. Geestes- en cultuurwetenschappers en ook sociale wetenschappers moeten hernieuwd zelfvertrouwen krijgen. De vorm van onderzoek die zij bedrijven is uitdagender dan harde wetenschap omdat ze gewoonweg moeilijker is: wanneer de zwaartekracht eenmaal is aangetoond is er niet veel meer over te zeggen, terwijl de menswetenschappen een discussie zonder einde zijn, om te variëren op een uitspraak van de historicus Geyl. Voor de producten en processen van de menselijke geest zijn geen wetmatigheden voor handen. Wie er onderzoek naar doet, probeert de waarheid te benaderen, in plaats van deze voor altijd vast te leggen.
Dat het bestuderen van cultuur en menselijk gedrag moeilijker is dan het werken met natuurkundige of scheikundige wetten, betekent niet dat van deze culturele en sociale vormen van kennisverwerving moet worden afgezien. De taak van de alfa-intellectueel is om de inzichten uit de cultuur van de geest te blijven communiceren.
Zie ook: Literair-darwinisme