Interview met Anne Büdgen
Foto: Luca Büdgen
Waarover gaat uw roman 'Boven de straat hangt een witte lucht'?
Het is een coming of age roman over een meisje dat opgroeit in een orthodox protestants gezin en zichzelf, de taal en het leven ontdekt. De stem van het personage is gebaseerd op die in de dagboeken die ik schreef tussen mijn dertiende en achttiende. Ook de vorm (een mengeling van dagboekfragmenten, gedichten en bijbelteksten) is daaraan ontleend. Het boek is deels autobiografisch, deels fictie. Anna ondervindt veel beklemming maar ook schoonheid in de taal, de rituelen en de geloofsgemeenschap waar zij deel van uitmaakt. Op haar dertiende gaat ze naar een pinkstergemeente en raakt in de ban van wat daar gebeurt. Ze weet zeker dat de kerkmensen op de verkeerde weg zitten en zij de waarheid gevonden heeft. Die twee werelden gaan natuurlijk schuren en rond haar zestiende, zeventiende komt de buitenwereld daar nog bij waar het geloof nauwelijks van belang is. Op de achtergrond speelt de gezinssituatie mee. Een vader die stemmen hoort, broers met probleemgedrag en een moeder die uit alle macht probeert het gezin bij elkaar te houden terwijl het onontkoombaar uiteen valt.
Kunt u iets vertellen over uw schrijfloopbaan?
Ik schrijf heel mijn leven al en dat begon met die dagboeken. Ook las ik de Bijbel stuk en daarnaast vond ik de weg naar de poëzie door uren in de bibliotheek dichtbundels te lezen. De stap van de psalmen of het Hooglied naar poëzie is natuurlijk helemaal niet zo groot. Ik deed verschillende theateropleidingen en schreef scènes, toneel en liedteksten. In 2007 kwam mijn eerste dichtbundel uit en in 2012 de tweede. Verder schrijf ik korte verhalen, bijvoorbeeld voor Shortreads_ en onlangs kwam mijn debuutroman uit.
Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het schrijven van proza en gedichten?
Poëzie heeft voor mij met de zintuigen te maken, met het beschrijven van de kleinste gewaarwordingen. Je zoomt in en drukt af. Poëzie speelt met zijn eigen wetmatigheden, vindt zichzelf steeds opnieuw uit. Proza is uitgesmeerde taal. De lezer krijgt meer ruimte en tijd om iets voor zich te zien en deint mee op wat je vertelt. Ik vind het spannend worden als de taal niet voortdurend herkenbaar en alledaags is en zoek vaak een tussenvorm op. Zowel bij proza als poëzie laat je een blik op de dingen zien. Elk gedicht en elk verhaal gaat uiteindelijk over het hele leven, hoe klein de uitsnede in tijd en gebeurtenis ook is.
Gaat het in literatuur vooral om de stijl, of is de boodschap achter een tekst ook van belang, het maatschappelijk engagement?
Voor mij zit er niet zoveel onderscheid in stijl en inhoud. Als iemand kwaad op je is en venijnig half affe zinnen naar je mompelt, draagt dat bij aan wat hij of zij precies zegt. De inhoud wordt al anders als iemand hetzelfde zegt in afgemeten, staccato taal of juist in een bloemrijk verhaal. Als je een verhaal wil vertellen, moet je eerst de stem vinden die dat verhaal vertelt. Het is vaak even zoeken tot je die te pakken hebt. Vorm is dus in feite al inhoud en inhoud is vorm en hoe zij zich tot elkaar verhouden, bepaalt naar mijn idee wat de ‘boodschap’ is van het verhaal.
Als u voor een dag een personage uit de wereldliteratuur zou kunnen zijn, wie zou u dan willen zijn en waarom?
Ik zou één van de vrouwelijke personages uit de boeken van Helle Helle willen zijn. Ze leiden vaak wat wonderlijke levens, denken grillig en onorthodox en vinden dan weinig aansluiting bij hun omgeving maar ze kunnen niet anders dan de keuzes maken die ze maken.
Voor een ander interview met een schrijfster zie: http://www.barbarus.org/single-post/2017/08/09/Interview-met-Annette-Maas