Nostalgie op het kruispunt tussen culturen
Inleiding
Nostalgie kent vele vormen en functies. Het is een veelvormig verschijnsel dat zowel sterk negatief als sterk positief beoordeeld wordt, al naar gelang de gebruikte definitie van het begrip. Het zou om een reactionair fenomeen gaan of juist om een warme emotie waarin waarde wordt toegekend aan het verleden. In recente wetenschappelijke en populair wetenschappelijke literatuur wordt nostalgie soms gezien als een medicijn tegen de kwaal heimwee, als een balsem voor de ziel. In dit essay wil ik die visie verder onderzoeken. Ik hanteer de volgende definitie: het verkleurend idealiseren van het verleden, waarbij men vreugde om 'vroeger' paart aan een verlieservaring: het verleden kan nooit zo terugkomen zoals het geweest zou zijn.
Bij nostalgie ervaart men een betreurde afstand in tijd, bij heimwee gaat het om een ruimtelijke afstand. Het onderscheid tussen beide begrippen is echter diffuus. Men mist een plaats omdat men er een goede tijd heeft gehad en men maakt bij het herinneren aan een goede tijd vaak een koppeling met specifieke plaatsen. Nostalgie geldt als een bitterzoete emotie. Het is, zoals gezegd, een begrip dat vele definities kent. Voor heimwee geldt dit in mindere mate en daarin wijkt het af van zijn zusterbegrip. Veel waarnemers zien het fenomeen heimwee vooral als iets simpels, pathologisch of kinderachtigs. Mensen met heimwee zouden in psychologisch opzicht iets tekort komen, zich nog moeten ontwikkelen. Bijna iedereen kent uit zijn schoolverleden wel het klasgenootje dat met heimwee naar huis ging tijdens het zomerkamp. Over zo iemand werd misprijzend geoordeeld.
Dergelijk misprijzen gaat eraan voorbij dat veel mensen oprecht hechten aan hun plaats van herkomst. Het waarde toekennen aan het verblijven in de eigen ‘Heimat’ lijkt zelfs iets natuurlijks, al is er op gewezen dat het heimwee dat optreedt wanneer dit niet het geval is niet universeel of van alle tijden zou zijn, maar een reactie op ontwikkelingen in de moderniteit. De moderniteit is een periode van blijvende verandering en versnelling van de levensritmen, een periode ook waarin een andere waarde wordt toegekend aan grenzen, zeker na de opkomst van de telefonie en het internet. Gevoelens van heimwee en nostalgie kunnen als een compenserende reactie op de razendsnelle ontwikkelingen in het heden worden gezien. Ik kom er op terug.
In het hedendaagse Nederland zijn identiteit, multiculturalisme en nostalgie veel besproken begrippen. In wat volgt wil ik een koppeling maken tussen deze termen en ga ik in op het belang van nostalgie zowel voor ‘autochtonen’ als voor migranten. Hoe kan nostalgie worden ingezet om mensen vrede te kunnen laten voelen met een nieuwe levensfase in den vreemde (migranten) of in een wereld waarvan men vervreemd is (autochtonen)? Bijna niemand zal ontkennen dat het migreren van het ene cultuurgebied naar het andere een grote impact heeft. Termen als ontworteling en ‘cultuurschok’ bestaan niet voor niets. Ik wil in dit essay nagaan hoe men het oude vertrouwde met het nieuwe in balans kan brengen en welke rol nostalgie hierbij kan spelen.
Nostalgie, een huwelijk tussen gevoel en verstand?
Nostalgie is volgens sommige onderzoekers een secundaire emotie vergelijkbaar met trots of compassie. Secundaire emoties zijn cultureel bepaald, terwijl primaire emoties, zoals angst en liefde, universeel zijn. Nostalgie is, zo lijkt het, een samengestelde emotie waarin het bitterzoete element bepalend is: men voelt zowel vreugde als verdriet als men aan het verleden denkt: ‘vroeger’ was mooi, maar is nooit meer bereikbaar. Deze gemengde en ambivalente status maakt het zo’n interessant fenomeen, dat uitnodigt tot reflectie. De literatuurwetenschapper Svetlana Boym (1959-2015) maakt een onderscheid tussen reflectieve en restauratieve nostalgie, waarbij ze de eerste variant een positieve connotatie meegeeft, de tweede een negatieve. Bij reflectieve nostalgie denkt men na over de ambivalenties van het menselijk verlangen en de herinnering, terwijl men bij de restauratieve nostalgie op zoek gaat naar herstel van tradities en ultieme waarheden.
Het emotionele aspect speelt een grote rol bij nostalgie, waardoor het voor sommige waarnemers een verdacht fenomeen is, dat in verband wordt gebracht met ‘ressentiment’, wat zou staan voor naar binnen gekeerde agressie in de gevoelsfeer omdat men geen feitelijke invloed op gebeurtenissen in de wereld zou hebben. Nostalgie als emotie zou bovendien moeilijk meetbaar zijn, een irrationeel begrip zijn. Sommige wetenschappers wijzen er echter op dat ratio en emotie als in een onontwarbaar kluwen met elkaar verbonden zijn en dat beide fenomenen moeilijk van elkaar los te trekken zijn. Het begrip reflectieve nostalgie maakt dit duidelijk: nostalgisch mijmeren appelleert zowel aan het gevoel als aan de ratio. Het is een verschijnsel dat zich bij uitstek leent voor onderzoek naar de verbanden tussen emotie en verstand en emotie en herinnering.
Er is door historici op gewezen dat ‘emotie’ geen natuurlijke term zou zijn, maar zijn eigen begripsgeschiedenis kent (net als nostalgie). Emotie wordt wel in verband gebracht met wat de ‘affectieve revolutie’ van het einde van de achttiende eeuw wordt genoemd. Daarvoor waren emoties en gevoelens veel minder een thema dan sindsdien.
Nostalgie als reactie op de moderniteit
De affectieve revolutie was een fase in de moderniteit. Op de relatie tussen deze moderniteit en nostalgie wil ik nu kort ingaan. De historica Maria Grever heeft erop gewezen dat nostalgie een rol heeft gespeeld bij de verwetenschappelijking van de academische discipline geschiedenis in de moderne tijd, vanaf de negentiende eeuw: uit een verlangen naar een vroeger dat zou hebben afgeweken van de nieuwe tijd zou de behoefte aan geschiedschrijving zijn ontstaan. Opiniemaker Anil Ramdas stelde ooit dat zoiets ook het geval was bij de opkomst van de sociologische discipline, iets later: sociologen als Durkheim, Tönnies en Weber zouden ambivalente gevoelens hebben gehad aangaande de veranderingen in hun toenmalige heden, in de moderniteit.
Volgens de compensatiethese van onder meer de historicus Ed Jonker zoekt men in het verleden compensatie voor wat het heden zou ontberen . In de moderniteit is sprake van dynamiek, processen van permanente verandering, verjachtiging, massacommunicatie en massaconsumptie. Ook is er, zoals opgemerkt, een andere rol voor grenzen. In het informatietijdperk worden op het internet de traditionele (lands)grenzen omzeild en door de toegenomen mobiliteit van mensen kan men steeds gemakkelijker in contact komen met andere culturen. Voor veel mensen is dit een teveel aan mogelijkheden. Zij lijden aan wat de filosoof Ad Verbrugge de angst voor het onbegrensde noemt.
In vakantiepark Esonstad wordt het recreatiestadje dat oud oogt maar nieuw is afgegrensd door een poort
In hun reactie op al deze processen zoeken zij de veiligheid en coherentie van een afgegrensde geografische ruimte, een Heimat, en ook de vertrouwdheid van het verleden. Ze zijn nostalgisch omdat de moderne samenleving teveel van hen vraagt. Een dergelijke nostalgische impuls moet niet laatdunkend worden benaderd. Het is zinvol om te kijken in welke zin mensen steun kunnen vinden in een vlucht in het verleden. Is er dan sprake van escapisme en regressie, of kan er iets anders aan de hand zijn? Twee verschijnsels wil ik extra belichten: vervreemding en ontworteling, omdat deze een belangrijke rol lijken te spelen bij de behoefte aan nostalgie.
Vervreemding is voor veel mensen een standaardemotie geworden. Zij zien alles om zich heen veranderen, zonder dat zij daar zelf invloed op uit kunnen oefenen. Dat geeft hen een gevoel van onmacht. De politieke variant van nostalgie speelt hier op in: sommige politici houden hun beoogde kiezers voor dat de veranderingen stop gezet kunnen worden en dat Nederland weer kan worden zoals het vroeger zou zijn geweest. De kiezers wordt verteld dat het mogelijk is om terug te keren naar een verleden waarin Nederland nog niet cultuurdivers zou zijn geweest. Dit is een dwaalroute. Een cultuur kan niet onder een stolp worden geplaatst, worden bevroren, betogen erfgoeddeskundigen. Elke cultuur verandert en dat is in de kern goed, zonder innovatie en dynamiek zal een samenleving irrelevant worden, niet meer mee kunnen komen in de wereld. Toch moeten de gevoelens van vervreemding onder sommige Nederlanders serieus worden genomen. Een bepaalde variant (en er bestaan er dus vele) van nostalgie kan hen erbij mogelijk helpen. Het vroegere moet in het heden worden ingepast en worden gecombineerd met andermans ‘vroeger.’ Men moet een land niet naar, zeg, de jaren vijftig willen laten terugkeren, dat zou economische rampspoed met zich meebrengen. Men moet eerder zoeken naar mengvormen van goede elementen van het eigen heden en het eigen vroeger en het eigen heden en vroeger van nieuwkomers.
Ook ontworteling is een basiservaring van veel mensen in het heden. Het kan mensen die uit een andere cultuur komen niet kwalijk worden genomen dat ze hun oude vaderland missen en bepaalde aspecten ervan idealiseren. Het is heel makkelijk om te zeggen dat mensen beter hun best moeten doen om te integreren, maar in de praktijk is dat buitengewoon moeilijk. Men schrikt bijvoorbeeld van geseksualiseerde reclames, men ervaart botheid en de taal die wordt gesproken is vaak nauwelijks aan te leren.
Alles wat vertrouwd is is weg. De genoemde verjachtiging zorgt voor een ontworteldheid, waarvoor men compensatie zoekt. Die wordt gevonden in het afstemmen op televisiezenders uit het land van herkomst of in het luisteren naar eigen muziek. Dat is helemaal niet verkeerd. Men moet mensen het zoeken naar een gevoel van veiligheid niet ontraden. Wat nodig is dat het oude vroeger in het nieuwe heden wordt geïncorporeerd. Elke cultuur is een mengcultuur en het is verstandig dat gegeven te accepteren. Er tegen strijden is in ieder geval zinloos. En zou zo’n strijd succesvol gevoerd kunnen worden dan levert dat een verschraalde, cultuurarme maatschappij op.
Ik wil kort iets zeggen over twee sociologische theorieën, namelijk de visie van de genoemde Weber dat mensen het moeilijk vinden om om te gaan met processen van ‘onttovering’ en de denkbeelden van zijn collega Tönnies over het verschil tussen ‘Gemeinschaft’ en ‘Gesellschaft.’
De onttovering van de maatschappij is een gevolg van processen van industrialisering, verwetenschappelijking en democratisering en met name van secularisering die er mede een gevolg van was. In geseculariseerde tijden heeft men behoefte aan spirituele verdieping, aan zingeving, die de oude godsdiensten niet meer lijken te bieden. De populariteit van illusionisten en het succes van de Harry Potter boeken maken duidelijk dat mensen op een speelse manier het bestaan willen hertoveren. Deels omdat zij een ironische benadering van magie kiezen, zij geloven niet echt dat magie mogelijk is, maar de fascinatie ervoor getuigt ook van een hunkering naar ‘echte’ bovennatuurlijkheid, bijvoorbeeld bij hen die hun heil zoeken in New Age of Wicca (moderne hekserij). In wat volgt wil ik bezien hoe hertovering met nostalgie kan worden gecombineerd.
De tweede sociologische theorie die ik noemde is die aangaande het begrippenpaar ‘Gemeinschaft’ en ‘Gesellschaft.’ In deze theorie wordt de hechte gemeenschap tegenover de onpersoonlijke maatschappij geplaatst. De eerste is warm en van vroeger, hangt samen met Heimat en landelijkheid, de tweede is kil en modern en hangt samen met processen van urbanisatie. Mensen verlangen naar een verleden waarin men nog echt bij elkaar betrokken zou zijn geweest. Dit is een verlangen naar een verleden dat maar zeer ten dele echt bestaan heeft. Hedendaagse behoeften worden met het verleden verbonden. Toch is het gemeenschapsdenken niet totaal illusoir. In wat volgt wil ik bezien hoe de het nostalgische gemeenschapsbegrip kan helpen bij het omgaan met de processen uit de moderniteit.
Ik wil bezien hoe de concepten van hertovering en gemeenschap kunnen worden gebruikt om mensen vrede te laten voelen met het leven in het moderne Nederland.
Gezelligheid en botheid
in dit hoofdstuk komen twee varianten van nostalgie in Nederland aan bod: die van ‘autochtone’ Nederlanders (bij gebrek aan een betere term) en ‘allochtonen’ (opnieuw bij gebrek aan een betere term) . Beide groepen zijn divers, de tweede natuurlijk meer dan de eerste. De meest voor de hand liggende autochtone Nederlandse variant van nostalgie is naar mijn mening ‘gezelligheid’, terwijl de tweede, evenzo belangrijke variant van (allochtone) nostalgie die in ons land voorkomt zo divers is dat alleen het begrip ‘kleurrijkheid’ de lading dekt.
Gezelligheid is volgens velen een onvertaalbare term. Het zou een typisch Nederlands fenomeen zijn, waarbij men de thuissituatie van ‘vroeger tijden’ idealiseert. We moeten erbij denken aan familiaal samenzijn met bordspellen, tv-avonden, het samen nuttigen van drankjes (van chocolademelk tot jenever), knusse woonkamers, knapperende haardvuren, tikkende breinaalden en staande klokken, erwtensoep, ansichtkaarten van Avercamp, Sinterklaassurprises. Dit huiselijke gevoel wordt ook opgewekt in de typisch Nederlandse bruine kroegen, waar mensen zich kunnen begeven in een oase van overzichtelijke, coherente ‘verledenheid’ te midden van een veranderende maatschappij. Het hechten aan dergelijke locaties is heilzaam. Autochtonen die de eigen identiteit ondersteunende huiselijke gezelligheid en cafécultuur belangrijk vinden, zouden ook moeten begrijpen dat voor mensen uit andere culturen, andere zaken belangrijk zijn.
Gezelligheid is moeilijk uitlegbaar aan migranten, zelfs niet aan die van de tweede en derde generatie. Maar het zou mooi zijn als er in inburgeringcursussen aandacht aan zou worden geschonken, omdat begrip van gezelligheid essentieel lijkt te zijn om Nederland te begrijpen. Het is misschien het meest eigene en positieve van ‘de’ Nederlander, meer dan iets als handelsgeest (een ‘VOC-mentaliteit’) of openheid, wat vaak een ander woord is voor botheid. De Nederlandse botheid is een voortdurende bron van verwondering voor buitenlanders. Een van de populairste Nederlandse websites voert als slogan: ‘tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’. Hier lijkt inderdaad alleen verwondering op zijn plaats: waar komt de behoefte van de botmensch om onaardig te zijn vandaan? Wat zegt dat over zijn of haar psyche?
Verwondering
Ik wil nog wat voortborduren op het thema verwondering en dan met name over het bijzonder maken van alles wat je waarneemt of ervaart. Maarten ‘t Hart schreef ooit over de bekendste nostalgicus uit de wereldliteratuur: ‘Proust maakt je zo ontvankelijk voor schoonheid van zelfs de meest lelijke dingen dat je, hem lezend en daarna over hem nadenkend, alleen nog maar in staat bent te proberen dingen op dezelfde wijze te ervaren.’ Of zoals een andere literator, Flaubert, stelde: ‘Alles wordt interessant als je er maar lang genoeg naar kijkt.’
Op een nostalgische manier naar de wereld kijken wordt wel het kijken door een roze bril genoemd; men verfraait en verkleurt wat men ziet door ‘vroeger’ met ‘mooi’ te verbinden. Het verleden wordt met schoonheid geassocieerd die het heden niet meer zou kennen. Wie door een modernistisch stadslandschap wandelt komt vanzelf tot overpeinzingen over de menselijke imperfectie: waarom worden er zoveel lelijke en functionalistische gebouwen neergezet? Men wordt er niet vrolijk van en verlangt terug naar het fraaie vroeger: van mooie oldtimers tot decoratieve bouwkunst. Wim Sonneveld zong ooit:
‘Wat leefden ze eenvoudig toen In simp'le huizen tussen groen Met boerenbloemen en een heg Maar blijkbaar leefden ze verkeerd Het dorp is gemoderniseerd En nou zijn ze op de goede weg Want ziet, hoe rijk het leven is Ze zien de televisiequiz En wonen in betonnen dozen Met flink veel glas, dan kun je zien Hoe of het bankstel staat bij Mien En d'r dressoir met plastic rozen
Deze tekst van Sonnevelds partner Friso Wiegersma idealiseert het leven van vroeger. Er spreekt een verwonderde teleurstelling over het toenmalige heden uit.
Ik woonde ooit in de cultuurdiverse wijk Kanaleneiland in Utrecht met zijn foeilelijke functionalistische flats. Ik kijk er met gemengde gevoelens op terug, maar wat ik als positief waardeerde waren de gewaden en (hoofd)kleding van veel van de mensen die ik er tegen kwam.
Voor mij betekende de manier waarop men zich uitdoste een vorm van ‘verledenheid’. Het was haast of ik een antropoloog was in een enclave van het vroegere temidden van de moderniteit. Ik verwonderde mij erover en vond wat ik zag kleurrijk, bont en anders. Natuurlijk sloot ik mijn ogen niet voor de schaduwzijden: ik was en ben er nou niet voor dat vrouwen in burka’s rondlopen, maar de minder vergaande wijzen van uitdossing vond ik fascinerend. Deze fascinatie was deels nostalgisch gekleurd: in de culturen van de landen van herkomst ging men op een andere manier met de eigen identiteit om, op een manier die ik met ‘vroeger’ associeerde. Een vroeger waarin men zich nog mooi durfde uit te dossen. Een dergelijke benadering waarin men zich verwondert over Ander is volgens mij zinvoller dan een denkwijze waarbij men wat men niet begrijpt meteen af keurt. Een dergelijk gevoel van verwondering over mens in al zijn veelzijdigheid ligt aan de basis van de antropologische discipline. Antropologen zijn geboeid door beschavingen die afwijken van wat zij gewoon zijn. Dit afwijken is niet per se beter, maar ook niet per se slechter. Het hangt samen met wat in de vakliteratuur ‘exo-nostalgia’ wordt genoemd: het nostalgisch zijn naar het verleden van mensen uit andere culturen. De cultuurdiverse samenleving biedt de mens die ervoor open staat de mogelijkheid om dichtbij de bontheid van een exotisch ‘vroeger’ te ervaren. Het wordt in debatten over de multiculturele samenleving nooit helemaal duidelijk wat er eigenlijk mis zou zijn met een dergelijke benadering. Men zou kunnen opmerken dat in een antropologische benadering de andere culturen worden geïdealiseerd, terwijl ze ook hun minpunten kennen. Maar hetzelfde geldt voor de moderne westerse maatschappij, waarin foeilelijke flats en kantoorpanden worden gebouwd en waarin asfalt alle natuur lijkt te verdringen.
Ik heb niet de illusie dat ik andere culturen werkelijk begrijp, maar voor mij persoonlijk is het gevoel van verwondering verrijkend. Het gaat misschien om een vertekening van de werkelijkheid, maar als een getinte lens om naar alles om je heen te kijken iets toevoegt, wat is daar dan mis mee? Het is goed om altijd de positieve elementen te zien van een andere cultuur, ook als je er verder misschien niet veel voeling mee hebt.
Hertovering
Van verwondering is de stap naar hertovering klein.
Ik zat ooit in de auto met iemand die, toen we een moskee in Tilburg passeerden, opmerkte: ‘Net de Efteling.’ Er zat laatdunkendheid in die opmerking, die een ondertoon had van: de islam is blijkbaar een kinderlijke cultuur waarin men in sprookjes gelooft. Toch kan er ook een andere draai aan deze opmerking worden gegeven. De Efteling staat voor veel mensen voor schoonheid. In de Efteling wordt het verleden geïdealiseerd. Men is er even op een locatie die zowel exotisch als vertrouwd is. In de Efteling wordt gespeeld met representaties van andere culturen. In een enkele attractie wordt de plank misgeslagen. Actiegroep ‘Stop Oppressive stereotypes’ betoogde in 2016 in een brief aan de directie van het park dat de carnvalsattractie en ook Monsieur Cannibale racistisch getint zouden zijn. Dat is misschien inderdaad zo, maar waar het park in essentie voor staat is volgens mij iets totaal anders dan racisme. De Efteling biedt onder meer een manier om naar andere culturen (Van Inca’s tot Indonesische cultuur, van midden Oosten-exotiek tot Brabants Carnaval) te kijken die uitgaat van waardering voor wat er anders aan is. Men komt erdoor niet tot werkelijk begrip van andere culturen, maar men waardeert ze wel in al hun kleurrijkheid. Misschien is dat wel het hoogst haalbare; dat men een vervormd maar wel positief beeld heeft van de Ander. Het lijkt hoe dan ook beter om op een positieve manier te verkleuren en te vervormen, dan dat men louter de schaduwzijden ziet, een vorm van negatieve vertekening, die resulteert in een asgrauw, cynisch wereldbeeld.
Misschien kan de uitdossing van migranten in cultuurdiverse wijken gezien worden als een sprookje dichtbij huis, bijna als een vorm van Efteling-exotiek. Het gevaar hierbij is wel dat men de Ander dan niet helemaal serieus neemt, maar dat is allicht beter dan dat men de Ander haat. Beleefde verwondering is beter dan ressentiment.
Er valt nog meer op te merken over de Efteling. Dit park is in zijn geheel nostalgisch: door de Anton Pieck-architectuur, maar ook door het gegeven dat een bezoek aan de Efteling voor veel mensen een rite de passage is: eerst bezoekt men het park als kind, dan als ouder en soms ook nog als grootouder. Bij dergelijke herhaalde bezoeken ervaart men een gevoel van zoet verlies. Men mijmert dan over de eigen jeugd en vergelijkt die met het bestaan van de eigen kinderen. Een bezoek aan de Efteling hoort ook bij het gevoel Nederlander te zijn: migranten zouden er dan ook goed aan doen het park te bezoeken, als zij iets willen begrijpen van ons land, iets willen leren over onze nationale fantasieën, over onze omgang met het verleden en over ons beeld van een ‘gezellig dagje uit.’ Een migrant kan in de Efteling op antropologische safari gaan en denken: wat een wonderlijke lieden, die Nederlanders. Wie de fantasieën van een natie heeft waargenomen, zijn cultuur, zal in het vervolg meer open zijn in het contact met de Ander.
Mengcultuur
In de Efteling worden verschillende verhaalwerelden gepresenteerd als een coherent geheel. Het combineren van het mooie van verschillende culturen tot iets nieuws, zoals bijvoorbeeld geschiedt in de zogenoemde Fusion architectuur lijkt een interessante benadering, Op de website van WAM-architecten lezen we erover in de woorden van Wilfried van Winden:
‘Fusion is geen stijl maar een houding, een strategie die staat voor een inventieve wijze van mengen en verbinden van heden en verleden, van Oost en West, van traditie en vernieuwing en van high en low culture.’
Een dergelijke benadering is anders dan de cultuur van McDonaldization, van de eenheidshap van multinationals. Het gaat erin om het je laten verrijken door andere invloeden, maar niet om alles over de hele wereld hetzelfde te maken. Het gaat dan om communicatie in plaats van uitsluiting van anderen, om wisselwerking in plaats van vlucht. Alle relevante cultuur is uiteindelijk een mengcultuur; wie krampachtig de eigen cultuur ‘zuiver’ wil houden negeert het gegeven dat elke vorm van menselijke omgang dynamisch is.
Langzaam leven
Dat neemt niet weg dat grote dynamiek ook zijn schaduwzijden heeft. De term ‘verjachtiging’ is al gevallen. Veel mensen verlangen in hypercommunicatieve tijden terug naar een langzaam leven. Dit verlangen kent verschillende uitingsvormen. Een bekende is de zogenoemde ‘slow’ beweging, waarbinnen men met respect omgaat met voedsel en zich afzet tegen fastfood-cultuur van vette snacks. Men komt tot het in het leven roepen van organisaties die zich bezighouden met ‘vergeten groenten’ of men richt op het dak van een flat tuintjes in waar men kleinschalig aan de slag gaat met het verbouwen van gewassen.
Een andere vorm van ‘onthaasten’ is het zich verdiepen in Oosterse wijsheden en technieken, waardoor men ‘heel zen’ in het leven meent te staan. Het is misschien een illusie dat men de essentie van dergelijke benaderingswijzen begrijpt, maar als mensen er steun in vinden, is daar verder niet zoveel mis mee.
Vergelijkbaar is de zogenoemde retraite, waarin men zich terugtrekt in een klooster om even een ander levensritme te ervaren. Waar het leven van permanente kloosterbewoners zwaar is (zo moeten ze heel vroeg opstaan, veel bidden en afzien van luxe), is het voor de bezoekers soms zegenrijk. Zij leven even in een andere tijd met andere omgangsvormen, waarin sociale media niets van hen eisen.
De bruine kroeg en zoete melancholie op een veilige, begrensde plaats
Bezoekers aan kloosters komen er onder meer voor het verhaal van rust en bezinning dat de decors van het klooster hen biedt. Alles, van de dracht van de religieuzen tot de beelden van heiligen en van de sobere kerkbanken tot glas-in-lood ademt een omgang met een katholieke cultuur uit het verleden. Bezoekers zien er een plek met weinig prikkels die een ander verhaal vertellen. Zij begrenzen bewust hun ervaring en vinden er zo rust.
Heel anders, maar toch ook vergelijkbaar zijn de zogenoemde bruine kroegen, die al ter sprake kwamen. In Tilburg is ergens in het kleine centrum van de stad een café met de naam ‘Weemoed’. De aankleding van deze kroeg connoteert nostalgie: de kleur bruin domineert. Aan de wanden zijn ouderwetse prenten opgehangen, de tafels zijn rustiek, de toog refereert aan de nationale alcoholcultuur met een keur aan merken, merken die vaak nostalgiserende logo’s kennen. De barmensen zijn er apart, er klinkt geen actuele muziek en ook geen wereldmuziek. Dat zijn allemaal bewuste keuzes. Men wil een bepaalde sfeer opwekken; het is een kroeg om te praten met ‘ons soort mensen’. Ook hier wordt, net als in kloosters, de ervaringswereld begrensd. Datgene wat de totaalervaring zou bederven is eruit weggefilterd. De bezoekers komen er om zich gezamenlijk te bedrinken in een ‘alcoholscape’, een beperkte ervaringswereld waar niet veel allochtonen komen, maar waar men wel een gemeenschapsgevoel ervaart. Men is er blij weemoedig omdat men zich op een plaats bevindt die in de maatschappij als geheel zeldzaam lijkt. Men doet er coherente en vertrouwde indrukken op.
Dergelijke plaatsen bieden vooral bewust geschapen kunstmatige nostalgie. Vaak zijn deze kroegen helemaal niet zo oud als ze eruit zien, er wordt vooral de suggestie van ‘vroeger’ geboden. Er zijn bepaald standaarden waaraan dit type café moet voldoen en aldus lijken alle bruine kroegen op elkaar. Storende elementen zouden de totaalervaring ‘bederven’ en zijn dus niet commercieel verantwoord. Men is op dergelijke plaatsen duidelijk niet op zoek naar vernieuwing of dynamiek, maar naar vertrouwdheid. Dit is niet goed of fout, maar in ieder geval heel menselijk. De menselijke imperfecties hebben soms hun eigen charme en van andermans culturele imperfecties kennis nemen is verrijkend.
Burgerschap en moslims: leren van gemeenschapszin
Voor moslims is begrip opbrengen voor de Nederlandse biercultuur moeilijk, omdat alcohol voor streng gelovigen verboden is. Dat betekent niet dat dergelijk onbegrip met onbegrip beantwoord moet worden. Bijna niemand zal ervoor pleiten dat gelovige joden in Westerse samenlevingen of Afro-Amerikanen in de VS hun eigen cultuur of roots moeten vergeten. Van moslims in den vreemde daarentegen wordt dit door velen wel verwacht, er lijkt een disbalans te bestaan, waarbij de ene cultuur niet openlijk wordt afgekeurd, de andere wel.
Het is nu eenmaal een gegeven dat de islam bestaat en voor veel mensen in het heden veel betekent, bijvoorbeeld doordat deze onder hen spiritualiteit en een saamhorigheidsgevoel kweekt en een betrokkenheid bij armen en minder bedeelden. Iemand die leeft in de realiteit ziet in dat de islam een blijver is en dat hij of zij dat niet zal kunnen veranderen, er moet mee omgegaan worden, het is niet mogelijk om de vermeend ‘achterlijke cultuur’ uit het maatschappelijk leven te verwijderen. Het is daarom niet raadzaam te gaan polariseren, het zou de eerste keer zijn dat polariseren iets heilzaam oploste en niet verergerde, men moet altijd in dialoog blijven. Dit kan door te focussen op de positieve aspecten van andermans cultuur. Het is goed om te luisteren wat moslims zelf het meest waarderen aan hun religie en landen van herkomst. Hierbij kan het begrip nostalgie een rol spelen. Bijna ieder goed functionerend mens kent nostalgie en het moet voor mensen mogelijk zijn elkaars nostalgische impuls enigszins te begrijpen. ‘De’ Nederlander kan ‘de’ moslim vertellen over zijn of haar herinnerde gevoel aangaande gezelligheid en de moslim kan spreken over het herinnerde gevoel van saamhorigheid in heden en verleden dat geloven voor hem of haar oproept. Elkaar echt begrijpen is niet mogelijk, maar wie de poging niet onderneemt zal sowieso falen. Het saamhorigheidsgevoel onder moslims kan autochtone Nederlanders misschien inspireren; het gemeenschapsgevoel dat zo belangrijk is binnen de islam, is, zo lijkt me, het meest positieve aspect aan deze godsdienst. Het lijkt daarom raadzaam om zich in contact met moslims op dat aspect te richten. Wat kan geleerd worden van deze ‘ouderwetse’ manier van met elkaar omgaan? Natuurlijk heeft traditionele gemeenschapszin ook schaduwzijden zoals sociale controle of de onderdrukking van vrouwen, maar door in contact met moslims de goede kant van hun gemeenschapszin te belichten, kan men misschien iets bijdragen aan het in een goede richting sturen van hun geloof.
Autotopography; persoonlijke herinneringslandschappen
Men zou in communicatie de drempel moeten overschrijden. Ook in letterlijke zin. Woonkamers zijn plaatsen waar mensen uitdrukking geven aan hun identiteit: ze tonen zich als kosmopolieten of volkse mensen, als modern of als hechtend aan roots. De woonkamers van migranten zijn vaak herinneringslandschappen, met foto’s van familie, keramiek, doeken en schilderingen die de culturele eigenheid representeren. Iedere mens hecht aan identiteit en voor iedere mens geldt dat deze identiteit gemengd is; men is lid van vele groepen die samen uitmaken wie men is of kan zijn. Het vasthouden aan identiteit markerende tekens uit de oorspronkelijke cultuur is heilzaam en zorgt ervoor dat men in een soms als vijandig ervaren wereld even zichzelf kan zijn. Het scheppen van dergelijke woonomgevingen is het scheppen van wat in de vakliteratuur een ‘autotopograhy’ wordt genoemd: men toont in wat men in de woonkamer aan visuele prikkels en vaak ook in muziek en geuren, aanbiedt een overzicht van de eigen culturele eigenheid. Het is een mengvorm van individuele herinneringen, met name in foto’s en collectieve identiteit representerende elementen, zoals islamitische kalligrafie en ornament.
Je kunt van een Marokkaanse migrant niet verlangen dat hij van André Hazes gaat houden of prenten van Anton Pieck ophangt. Zelfs cynische ‘eigen cultuur eerst’ mensen in ons land zullen aanvoelen dat dat in zekere zin tegennatuurlijk zou zijn. Die tot de Nederlandse cultuur ‘bekeerde’ allochtonen hebben in dergelijke gevallen hun eigenheid opgegeven, maar dan nog zullen zij nooit volledig ‘ons soort mensen’ zijn.
Elke culturele uitingsvorm is in zekere zin intolerant, sluit andere cultuurvormen uit. Cultuur is een belangrijk aspect van nationalisme en leidt zo tot tegenstellingen, maar culturele diversiteit is wel wat ons tot mensen maakt in al onze goedheid en slechtheid; vrijheid op cultureel gebied is een mensenrecht. Daarom is het helemaal niet verkeerd dat men in huiskamers van allochtonen de vrijheid heeft om af te stemmen op televisiezenders van het moederland, of dat men luistert naar muziek die Nederlanders even wonderlijk toeschijnt als onze nederschlagercultuur voor allochtonen is. Elke cultuur is een mengcultuur. Deze culturele hybriditeit (een term van de cultuurhistoricus Peter Burke) maakt de menselijke levensvorm fascinerend. Het scheppen van autotopographies is een vorm van nostalgiseren. Over dit nostalgiseren wil ik nog wat meer zeggen.
Actief ‘nostalgiseren’
Een voorbeeld van een nostalgische impuls onder volwassenen is de eigentijdse rage van het kleurboek. Blijkbaar hebben volwassen mensen er behoefte aan om hun leven (letterlijk) te kleuren. Sommigen zien er een bezigheidstherapie in of een kinderlijke hobby, maar een dergelijke negatieve visie is onnodig neerbuigend ; als mensen er vreugde aan ontlenen waarom zouden ze dan niet kleurplaten mogen inkleuren? Ze brengen dan kleur aan in zwart-wit lijntekeningen. De basis is dan dus gegeven, maar men bepaalt zelf in vrijheid de kleuren die men gebruikt. Eenzelfde benaderinng zou men kunnen hebben bij de omgang met de eigen cultuur en die van anderen: men accepteert de basisgegevens ervan, maar brengt in het contact naar eigen believen tinten en accenten aan, belicht alles door een getinte lens, de lens van nostalgie.
Kleur is sowieso een belangrijk element in nostalgie: van het terugverlangen naar een gouden tijdperk tot het zwijmelen bij sepia fotografie of de fascinatie voor de Hollywoodhelden uit het tijdperk van de ‘silver screen’.
Het bijhouden van scrapbooks is een hobby die vooral bestaat onder (Amerikaanse) vrouwen. Het gaat erbij om het kunstzinnig vorm geven van de herinneringen aan de eigen familie. Met kunstzinnige omlijstingen, verzen, foto’s, film tickets, plaatjes uit magazines en andere illustraties toont ment de eigen identiteit aan al diegenen die men weet te verleiden een kijkje te werpen in dergelijke scrapbooks. Het gaat deze vrouwen om het aanbrengen van ornamenten die naar ‘vroeger’ verwijzen, toen men meer aandacht had voor krullerige sierlijkheid in plaats van functionalistische stroomlijn. Zij geven wat ze samenbrengen een nieuwe esthetische context, waarmee zij een coherent verhaal over hun eigen verleden vertellen. Ook dit is nostalgisch: het gaat om het idealiseren van die aspecten van het verleden die men het tonen waard vindt.
Sinds de introductie van de fotografie bestaat er voor mensen een andere manier om zich het eigen verleden te herinneren, waarbij de ‘mislukte’ foto’s niet in de fotoboeken terechtkomen. Bij het ontstaan van de moderne nostalgie heeft de introductie van de fotografie in de negentiende eeuw een grote rol gespeeld: het fenomeen sluit aan bij de beeldcultuur waarin we leven.
Een derde nostalgische hobby die aansluit bij de fascinatie voor het visuele is het verzamelen van souvenirs.
Het kan gaan om exotische producten uit bezochte landen, maar ook om vertrouwde memorabilia die de fascinatie voor een bepaald type muziek uitdrukken of om speelgoed. Dergelijke fascinatie deelt men met anderen en is dus gemeenschappelijk. Al is de term ‘niche’ voor veel van dergelijke verzamelgroepen misschien meer van toepassing. Niet alle mensen zien iets in het verzamelen van Startrek parafernalia of in poppetjes van Disney prinsessen. Souvenirs zijn nostalgisch omdat ze een herinneringsfunctie hebben. Men denkt aan het eigen verleden of aan het verleden van de eigen groep, of juist aan het verleden van een andere cultuur, een vorm van exo-nostalgia. In de huiskamers van veel mensen zien we uitingen van dergelijke exo-nostalgia, met objecten die herinneren aan het contact met andere culturen tijdens buitenlandse reizen.
In dergelijke hobby’s is men actief bezig met nostalgie. Vergelijkbare vormen van bewust opgezochte nostalgie zijn het luisteren naar radiozenders met gouwe ouwen, het bezoeken van schoolreünies, historische plaatsjes, herinneringsmusea, het zich uitdossen in historische kledij (living history) maar bijvoorbeeld ook het plaatsen van een sepia filter over een zelf gemaakte foto, waarmee deze een glans van ouderdom krijgt. Dergelijke nostalgie-acties zijn vormen van wat men in recente artikelen en boeken ‘nostalgiseren’ noemt; men ondergaat het leven niet nostalgisch, maar geeft zelf creatief op nostalgische wijze vorm aan het verleden in het heden. Het zijn manieren waarmee men de realiteit kleurt. Bij nostalgiseren gaat het om een bewust nieuw scheppen of hercontextualiseren van cultuur. Dit is vaak een manier om te esthetiseren of om een positief gevoel aangaande de rol van het verleden in het heden op te roepen. Het gaat dan niet om escapisme of het passief ondergaan van prikkels en ook niet om de kop in het zand steken of navelstaren, maar om een handeling die men in het heden verricht en waarmee men een bepaald effect bewerkstelligt met behulp van een iets dat naar het verleden verwijst. De cultuur van nostalgiseren zal, zo is de verwachting alleen nog maar in belang toenemen. Op het internet zijn eindeloos veel beeld- en geluidsbestanden uit het recente verleden beschikbaar en volgens de wetten van de mediaconsumptie zal datgene wat ruim voor handen is ook gebruikt en toegeëigend worden.
Conclusie
Nostalgie is een ambivalente emotie en juist die ambivalentie maakt het mensen mogelijk om op een gelaagde manier met hun verleden en heden om te gaan. Nostalgie is geen eenzijdig fenomeen, maar een verschijnsel dat verdriet en vreugde verenigt. Wie niets van nostalgie begrijpt, begrijpt weinig van wat het betekent om mens te zijn in de moderniteit.
In zijn nostalgische herinneringen toont een mens wat hij of zij als de schoonste kant van zijn verleden ziet, geheel los van de eventuele realiteit van dit geschetste verleden. De herinnering is meer een spiegel van het heden dan van het verleden, hield de literatuurwetenschapper Astrid Erll haar lezers voor.
Ik noemde eerder twee verschijnselen die van invloed zijn op de nostalgische ervaring in de moderniteit: ontworteling en vervreemding
Ontworteling komt vooral voor bij migranten; zij zijn vaak (deels) tegen hun zin op een andere plek terechtgekomen en kunnen daar moeilijk aarden. Het helpt in hun geval niet om hen opnieuw geboren te laten willen worden; in hun hoofden zitten nu eenmaal hun herinneringen en de cultuur uit land van herkomst. Dat is een realiteit. Wat in communicatie met migranten helpt is om hen de mooie kanten van het nieuwe land te laten zien. Het helpt niet hen hardvochtig te dwingen Westers te zijn; het is verstandiger om hen te proberen in te nemen voor wat er interessant is aan de cultuur en de geschiedenis van het land van ontvangst. Zo ontstaat er een mengcultuur, waarin het mooie verleden een rol kan spelen en waarin de autochtoon ook leert van zijn of haar contact met ‘het vreemde’.
Het tweede verschijnsel dat ik noemde is vervreemding. Die treedt zowel op bij allochtonen als bij autochtonen. Zij ervaren teveel prikkels in het moderne leven, te veel prikkels, te veel communicatie. Zij zoeken daarom naar vertrouwdheid, veiligheid en weinig complexiteit. Hierbij kunnen zaken als onthaasten of het bezoeken van eenduidige omgevingen (cafés, kloosters, historische plaatsen) heilzaam zijn. Zij begeven zich dan even in een enclave van ‘verledenheid.’ Dit is niet per se hetzelfde als escapisme omdat er voeling is met de realiteit; het is een qua ervaringsdichtheid ingeperkte realiteit, eerder dan dat er sprake is van een onmogelijke vlucht naar een ideale wereld.
Bij de communicatie tussen allochtonen en autochtonen kunnen de begrippen verbondenheid en verwondering helpen om de gevoelens van ontworteling en vervreemding de baas te worden.
Gemeenschapszin van sommige groepen allochtonen, bijvoorbeeld moslims, kan westerlingen tot voorbeeld zijn: men kan dan bijvoorbeeld denken: zo was men vroeger in onze maatschappij ook met elkaar verbonden. Het gaat dan deels om een illusie, maar wel een heilzame illusie. En het is altijd beter daarin te proberen te geloven dan in een niet heilzame variant die eveneens illusoir (en daarnaast ook nog naargeestig) is, waarin de cultuur van de Ander voor alles wat slecht is, staat.
Bij verwondering over de Ander als historisch wezen kan men denken aan processen van hertovering. De hedendaagse omgang met zaken als magie en religie in het Westen is complex. Men is er ironisch over, speelt ermee, maar hunkert er in zekere zin ook naar. Men denkt dan: wat zou het mooi zijn als ik nog kon geloven. Men verwondert zich over mensen die dat (nog) wel kunnen, over archaïsche denkvormen ook. Wederzijdse verwondering kan helpen om het gesprek aan te gaan tussen culturen. Inzicht in de Ander zal niet per se het resultaat zijn van een dergelijk gesprek, maar het lijkt constructiever om aandacht te hebben voor de mooie aspecten van elkaars cultuur dan om te polariseren en andermans identiteit te diskwalificeren.
Literatuur
Bunke, S., Heimweh. Studien zur Kultur und Literaturgeschichte einer tődlichen Kranikheit (Freiburg/Berlijn/Wenen 2009)
Cross, G., Consumed nostalgia: memory in the age of fast capitalism (New York 2015)
Dijck, J. van, Mediated memories in the digital age (Redwood city 2007)
Erll, A., Kollektives Gedächtnis un Erinnerinungskulturen. Eine Einführung (Stuttgar 2005)
Grever, M., ‘De enscenering van de tijd’, http: //repub.eur.nl/res/pub/1813/oratiegrever.pdf.
Groot, J. de, Consuming history. Historians and heritage in contemporary popular culture (Abingdon 2009)
Hewison, R., The heritage industry. Britain in a culture of decline (Londen 1987)
Hunt, L., en M. Jacob, ‘The aaffective revolution in 1790s Britain’ Eighteenth-Century Studies 34.4 (2001) 491-521.
Jonker, E., ‘De betrekkelijkheid van het moderne historisch besef’, BMGN 111 (1995) 30-46.
Niemeyer, K. (red.), Media and nostalgia. Yearning for the past, present and future (Basingstoke 2014)
Petrelli D, S. Whitaker en J. Brockmeier, , ‘AutoTopography: what can physical mementos tell us about digital memories?;, Proceedings of the SIGCHI Conference on Human factors in Computing systems, 53-62.
Rettig, D., Die Guten alten Zeiten. Warum Nostalgie uns Glücklich macht (Munchen 2013)
Reynolds, S, Retromania. Pop culture’s addiction to its own past (Londen 2011)
Rieter, O. (red.), Nostalgie. Met een roze bril omgaan met het verleden (Utrecht 2010)
Ritivoi, Yesterday’s self: Nostalgia and the immigrant identity (Oxford 2002)
Valkenberg, S., ‘Interview met A. Verbrugge, Begrenzing: een oerbehoefte’ Trouw 2 mei 2016.
Kijk ook eens: hier