top of page
Featured Review

Hans Werkman, dichter en letterkundige

Hannie Rouweler

Het Grootdiktee van de Protestantse Literatuur

Ik heb je voor het eerst ontmoet in Noord-Groningen. Het jaartal precies ben ik vergeten maar het was volgens mij halverwege de jaren 90. Je kwam op bezoek. Je vertelde dat je was geboren op het platteland in Groningen en dat je er nog regelmatig moest zijn.

Is dat nu nog zo?

Dat klopt, ik kwam bij je in Usquert, waar in de Middeleeuwen de blinde dichter Bernlef rondzwierf. De aanleiding tot mijn bezoek ken ik niet meer. Ik was waarschijnlijk een dagje bij mijn zus en zwager geweest, in Uithuizermeeden. We hebben in elk geval over literatuur gepraat, vooral over Anton van Wilderode, de grote Vlaamse dichter die ook ik zeer waardeer, met zijn fraaie abelen-gedichten en zijn cyclus over de tocht van Karel V naar het klooster.

Ik herinner me dat er een periode was dat het min of meer verboden was om over God te schrijven in de hedendaagse poëzie. Alles was toen gericht op zo beknopt mogelijk dichten, liefst hermetisch. Er is een bijeenkomst geweest, herinner ik me, rondom het thema God, waar ik veel protestantse schrijvers en dichters heb ontmoet. Nadien is er wel iets veranderd. Ik beschouw het wel als een doorbraak dat religieuze gevoelens en uitingen weer toegelaten zijn in de algemene poëzie. Hoe zie jij dat zelf, en wat herinner je je nog van die periode?

De protestants-christelijke literatuur uit de jaren dertig heeft mijn speciale belangstelling. Ik schreef enkele biografieën over de belangrijkste dichter van de Jong-Protestanten van toen, Willem de Mérode, en ik promoveerde in 2004 op hun belangrijkste romanschrijver J.K. van Eerbeek.

Zelf participeer ik ook in de christelijke literatuur van de jaren zeventig tot nu toe. Maar ik weet niet goed of je wel kunt spreken van christelijke literatuur. Enerzijds wel: literatuur is christelijk als er hoop uit spreekt in de verrezen Christus, en die hoop gaat dan vaak door wanhoop heen. Anderzijds wil ik ook niet te zeer aan groepsvorming en zuilvorming doen, want iedere schrijver leeft in de brede wereld van zijn eigen tijd. Ik heb dus altijd, ook als christen, de ruimte gezocht. Vooral als ik vanaf 1974 tot nu toe moderne literatuur recenseer in het Nederlands Dagblad.

Ik heb er altijd bezwaar tegen gemaakt dat de ‘grote pers’ neerkeek op literatuur met een christelijk aspect. Ze trokken hun neus op voor Nel Benschop, terwijl die niet eens tot de literatuur behoort, maar tot het pastoraat. Ik had er ook groot bezwaar tegen dat Gerrit Komrij uit zijn dikke bloemlezingen christelijke aspecten wegliet, terwijl die een wezenlijk bestanddeel vormen van de poëzie van Gerrit Achterberg, Ida Gerhardt, Willem de Mérode, Martinus Nijhoff.

Het woord ‘God’ was in de jaren zeventig not done in de literatuur. Totdat er in de jaren negentig een kentering kwam. Neem een titel als die van Geert Mak Hoe God verdween uit Jorwerd. Onder deze naam zou een boek in de jaren zeventig onverkoopbaar geweest zijn. Momenteel is er juist heel veel belangstelling voor religie in de literatuur. Belijdende christenen als Vonne van der Meer en Willem Jan Otten hebben als vanzelfsprekend hun plek in de moderne literatuur.

Ik woonde tussen 1993 en 2002 op het Hogeland. Het heeft diepe sporen nagelaten. De mensen, met hun specifieke en subliem kortaf taalgebruik. Een Groninger zegt geen woord te veel. En dan de typische uitdrukkingen: “De katten hebben dikke staarten”, als het winter wordt. “Als je zestig bent, heb je de meeste aardappels gegeten.” Het landschap met de Waddenzee, de vergezichten, de vele kleine dorpjes, de geïsoleerde ligging en de stilte geven aanleiding tot een andere manier van leven en denken. Wat is typisch nog Gronings aan jou gebleven, terwijl je al zo lang in Amersfoort woont, en toch nu voor westerling doorgaat.

Ik woon nu veertig jaar in Amersfoort. Vanmorgen liep ik door mijn straat en ik dacht: toch is dit niet mijn ware thuisgebied. In mijn geboortegrond blijf ik geworteld. Dat is een kwestie van gehechtheid aan de geboortebodem, en heeft gelukkig niets te maken met Blut und Boden van de nazi’s.

In een apart Gronings karakter geloof ik niet. Ze zeggen wel eens dat Groningers stug zijn, maar ze zijn ook heel gevoelig. Als je in Groningen de weg vraagt, slaan ze je daar heel makkelijk op je schouder en pakken ze je bij je arm. Hoe gevoelig zijn wel niet de liederen van Ede Staal.

Over mijn Groninger voorgeslacht uit Overschild, Schaaphok, Zeerijp, Garrelsweer, Leermens heb ik een aantal novellen geschreven die verzameld zijn in mijn boek Martje en de anderen. Ik varieer dus maar op Couperus: Zo ik iets ben, ben ik een Groninger. Ik wil er niet meer wonen, maar als ik bij Zeerijp over de klei uitkijk, dan weet ik: dit is het land waar mijn voorouders ploeterden, en ik ben van hen.

Het is opvallend hoeveel mensen jou wel niet kennen. Je geniet blijkbaar een ongekende populariteit die gestaafd is op je vele publicaties en zeker ook door de toegankelijkheid die jij bezit, waarbij je vrij makkelijk aanspreekbaar bent. Het staat een beetje in contrast met wat verondersteld wordt bij iemand die gereformeerd is, of een sterke geloofsovertuiging bezit die jij wellicht zeker hebt. Ik wil alleen maar zeggen: als ik jou tegenkom of spreek heb ik dat gevoel gelukkig niet. Niet van iemand voor me te hebben die de bijbel van a t/m z uit zijn hoofd zal kennen en dit op gepaste tijden reciteert. Zijn er meer mensen in jouw omgeving, die jou dergelijke kwaliteiten toedichten, dus van makkelijk en prettig in de omgang, niet zwaar op de hand, niet te zwaar overal aan tillen.

Ik ga vrij gemakkelijk om met mensen, kan makkelijk een praatje maken op straat, maar nog prettiger voel ik me in het isolement van mijn studeerkamer. Ik heb twee kanten. Die heb ik ook als gelovige. Ik ben christen, maar ik kan vaak twijfelen aan elementen in de Bijbel. Daar ben ik eerlijk over en dat wordt me ook helemaal niet kwalijk genomen in mijn gereformeerde kerk. De Bijbel zelf kent heel wat voorbeelden van twijfelaars: Elia, Tomas, Petrus, Johannes de Doper. Altijd als ik wegdwaal, raak ik toch weer gefascineerd door de Heer die werkelijk uit de dood is teruggekomen, omringd door getuigen die hun verhaal hebben gedaan. In een gedichtencyclus die Simon Vestdijk en dominee F.R.A. Henkels (vriend van Hendrik Nicolaas Werkman, de drukker) wisselden schrijft Henkels aan Vestdijk: ‘Ik weet niet of ik wel geloof, maar ’k weet / door Wie ik niet voor niets een christen heet.’ Deze paradox maakt ook mij tot christen.

Willem de Mérode is iemand die onzichtbaar naast jou staat. Je hebt een biografie over zijn leven en werk geschreven. Je hebt er veel van jezelf ingestoken. Kun je iets meer vertellen over deze dichter, wat je aansprak om een biografie te willen schrijven. Kwam je problemen tegen, waar je moeilijk mee uit de voeten kwam? Hoe zijn de reacties geweest?

Willem de Mérode kwam op mijn weg doordat hij van 1907-1924 onderwijzer was in Uithuizermeeden, twee spoorstations verder dan Usquert. In datzelfde dorp bracht ik van 1939 tot 1954 mijn jeugd door. Op de dorpsMulo besprak mijn leraar een gedicht van hem. Ik was ontvankelijk voor poëzie, ik sprak mensen die hem nog gekend hadden, ik kwam op het spoor van De Mérodes inspiratiebron, een oud-leerling van hem. Zo kwam het op gang. In 1971 kwam mijn eerste biografie over hem uit, in 1983 de tweede en in 2011 de uiteindelijke biografie Bitterzoete overvloed, waarin nu alle materiaal verwerkt is. Nog altijd ben ik van die man niet af. Ik ben bestuurslid van de onlangs opgerichte ‘Stichting Willem de Mérode’, die op 22 mei a.s. (80 jaar na zijn dood) de eerste Willem de Mérode-lezing organiseert door Willem Jan Otten en mij samen.

Ik heb veel gemeenschappelijk met De Mérode: Groninger, gereformeerd, literaire feeling. Eén ding in elk geval heb ik niet met hem gemeen: hij was homo, beter gezegd: pedo, zonder ‘handtastelijkheid’. Dat is toch een keer misgegaan, hij kreeg een gevangenisstraf van acht maanden en verdween naar Eerbeek, waar hij op 51-jarige leeftijd stierf met achterlating van ‘een zinderend oeuvre’, zoals Willem Jan Otten schreef.

Ik kreeg overwegend positieve reacties op mijn biografie (in 1986 zelfs de Henriëtte de Beaufortprijs daarvoor) en ik verzorgde ook zijn Verzamelde Gedichten en allerlei deelpublicaties.

De protestantse literatuur heeft hoge ogen gegooid met dichters zoals Gerrit Achterberg, Ida Gerhardt, Nel Benschop die allen grote bekendheid genieten. Je bent lid van het Gerrit Achterberg Genootschap. Schrijf je nog steeds artikelen over hem, zijn er nieuwe inzichten over de dichter of zijn werk te verwachten? Ida Gerhardt is zeker een lieveling van jou te beschouwen. Je hebt haar nog gekend, over haar geschreven. Kun je ons iets laten weten over de ontmoetingen met deze grande dame van de Nederlandse Letteren?

Ik waardeer niet alles van Achterberg, maar vind hem absoluut een hoogtepunt in de Nederlandse poëzie. Ik heb wel kritiek op de biografie van Wim Hazeu over Achterberg. Een goed stuk werk, maar met nogal eigenzinnige standpunten. Hazeu beweert bijvoorbeeld dat Achterberg zijn christelijkheid alleen toonde in zijn poëzie om van zijn tbr af te komen, die hem juridisch was opgelegd na de doodslag op zijn hospita in 1937. In mijn essay ‘Achterberg onder de protestanten’ (in mijn boek Bijeen met man en muis) heb ik dat met vele argumenten weersproken.

Ida Gerhardt belde me een keer: ‘Meneer Werkman, u moet me rije, naar Utrecht.’ Tja, ze was bijna blind, ze wilde in Utrecht graag iemand ontmoeten, ze kende mij vaag en riep me als het ware op. Ik was zo gek niet of ik deed dat. Een hele interessante dag. In mijn boek Bijeen met man en muis staat het verslag van die dag. Haar poëzie waardeer ik zeer, maar ik vind haar ook wel wat gedateerd. Nijhoff is voor mij de beste twintigste-eeuwse Nederlandse dichter.

Je bent betrokken bij veel wat gebeurt op Kamp Amersfoort. Het ereveld met Russische soldaten wordt nog dikwijls bezocht, er zijn regelmatig herdenkingen. Jouw poëzie wordt daarbij ook aangewend. Kun je ons iets vertellen hierover? Zou je een gedicht willen plaatsen hierover?

Nelie (mijn vrouw) en ik voelen ons beiden zeer betrokken bij herdenkingen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Omdat wij in Amersfoort wonen, speelt ook het voormalig Doorgangskamp Amersfoort daarbij een rol. In de oorlog zaten daar 35.000 mannen, van wie er 1.100 in of bij het kamp omkwamen. Meermalen hebben we op 4 mei de stille tocht gelopen vanaf het kampterrein aan de Appelweg langs het beeld De Stenen Man van Frits Sieger. Als we gasten hebben fietsen we meestal met hen langs het herdenkingscentrum.

In 1984 liep ik die stille tocht met twee van mijn kinderen, Marieke en Aart-Wim, toen negen en zeven jaar oud. Daarover schreef ik toen de ballade De Appelweg in 100 tweeregelige strofen. Het boekje is enkele keren herdrukt en gebruikt op scholen en bij herdenkingen. Sinds enkele jaren is er ook op 9 april een herdenking achter het voormalige Kamp Amersfoort, op de plek waar op 9 april 1942 bij zonsopgang 77 Sovjet-krijgsgevangenen door de Duitsers zijn vermoord. Op verzoek schreef ik voor de herdenking-2018 de ‘Ballade van de negende april’, dertien tweeregelige strofen, die ik daar voorlas. Een veel korter gedicht gaat over de oude beuk die in de oorlog bij de ingang van het kampterrein alles heeft gezien. Onlangs heb ik het voor het Dagblad van het Noorden vertaald in het Gronings van het Groninger Hogeland. ‘Amersfoort’ staat immers symbool voor heel Nederland.

Amersfoort 4 mei

De aarde zwijgt en ook de oude boom

zwijgt.

Oververzadigd is de schors

van oud geschreeuw; de aarde aangestampt

door oude klompen uit een kwade droom

die waarheid was en altijd waarheid wordt

als duizend schoenen schuifelen

langs de boom.

Ginds zwijgt een magere kerel als een boom

met stenen klompen en een borst van steen.

Vaaier maai bie Kamp Amersfoort

Olle boom swiegt ien olle grond,

zien raauwe stam stinvol old schraauwen.

Ien zien gramniedege dreum

wordt grond vannijs vaststampt

deur olle klompen vol bloud.

Woarhaid van dreum,

wordt vannijs woarhaid

as doezend schounen schoeveln

bie laangs olle boom.

n Stainen kerel as n boom

staait gunderwied moager te swiegen

op stainen klompen,

stainen haart ien borst van stain.

Op je 80e verjaardag zijn je Verzamelde Gedichten Duizend bunder verschenen, bij Uitgeverij Mozaïek, met subsidies, waardoor een prachtige hardcover gebonden uitgave kon verschijnen. Hoewel je zelf zegt dat het bijvangst is, naast al je overige literaire activiteiten, mag duidelijk zijn dat deze dichtbundel een bekroning is op al jouw werk. Hoe zijn de reacties? Kun je ons iets vertellen over de opbouw van deze dichtbundel van 175 blz., waarbij je tweeregelige verzen tegenkomt, ook kwatrijnen en vrije verzen. Over welke onderwerpen heb je het meest geschreven?

Uit mijn zes bundels heb ik een ruime keuze gedaan van gedichten die volgens mij kwalitatief nog goed zijn. Ook heb ik enkele tientallen niet eerder gebundelde gedichten opgenomen. Ik heb de bundel thematisch ingedeeld, en naar vorm. De vorm is voor mij van belang. Ik hou van het sonnet en het kwatrijn. Voor een verhalend gedicht kies ik graag de vorm van de ballade. Het zijn allemaal vormen met vaste regellengte en maat en vast rijm. Er is ook een aantal verzen dat zich niet aan die vormregels bindt, zoals ‘Amersfoort 4 mei’ hierboven.

Inde eerste afdeling ‘Een ver gezicht’ staan vooral gedichten die terugzien op het verleden. Daar zijn ook verzen bij die somber van aard zijn. De tweede afdeling heet ‘Duizend bunder nieuwe klei’. Deze ondertitel is gekozen uit mijn ballade ‘Groninger Hogeland’ en geeft aan dat ik als christen uitzie naar de nieuwe aarde, die ik me een beetje voorstel als het Groninger Hogeland in de maand mei. Daarna komt ‘De Appelweg’, gevolgd door ‘Hier’, 44 kwatrijnen, en ‘Kartelrand’, een ballade over een scheepsreis langs de Noorse kust. De bundel sluit af met zestien geestelijke liederen.

Dichtbundels krijgen vaak een kleine oplage, 200, 250 misschien, maar mijn uitgever drukte van Duizend bunder 500 exemplaren, waarvan er na drie maanden ongeveer 400 verkocht waren.

In het laatste deel van “Duizend bunder” staan Liederen, met notenschrift. Hoe is de samenwerking geweest met de componist?

IK schreef deze zestien liederen voor bepaalde herdenkingen en/of kerkdiensten. Er zijn liederen bij over het lijden van Jezus en zijn opstanding, over ontmoetingen van Jezus met kinderen, met melaatsen, met een tollenaar. Er is een ‘Lied van de zondag’ bij en een ‘Gebed van een twijfelaar’. De reeks eindigt met een getijdengebed in de katholieke traditie, een ‘Completen-gebed’:

… laat de deining van de dag

als uw ritme ons omringen

in ons bidden, in ons zingen

in ons leed, in onze lach…

Ik heb geen verstand van melodieën, dus ik gaf de teksten aan de kerkorganist en componist Peter Sneep, die ik goed ken. Hij woont sinds kort in Leusden. Hij was enthousiast en schreef er mooie melodieën bij. Maar ze kunnen echter ook gezongen worden op bestaande melodieën van psalmen of oude kerkliederen, want een kerk vol allerlei mensen leert niet zo gemakkelijk een nieuwe melodie aan.

Tot slot: je zult ongetwijfeld de boer opgaan met “Duizend bunder”. Zijn hierna nog nieuwe publicaties van je te verwachten? Ben je met iets specifieks bezig?

Ik ben begonnen aan een roman over de drie jaren dat ik de onderwijzersopleiding volgde, van mijn 15e tot mijn 18e, een roman over een jongen die van puber adolescent wordt. Ik ben nu met zestien hoofstukken op ongeveer een kwart, maar ik weet niet of ik het boek afkrijg. Ik ben immers tachtig… Maar goed, niemand zal het missen als het niet verschijnt. Dat meen ik natuurlijk niet, maar zulke gedachten had ik altijd als ik door antiquariaat De Slegte slenterde. En toch ging ik dan later weer verder met dat boek waaraan ik bezig was. Die drang zit in mij.

Werk

Werkman schreef kinderboeken, gedichten, verhalen, romans, kritieken, beschouwingen, dagboeken en biografieën. Als schrijver, literair criticus en biograaf van Willem de Mérode, J.K. van Eerbeek en schrijver van biografische schetsen over Nel Benschop, Ida Gerhardt, Bé Nijenhuis en Jo van Dorp-Ypma is Hans Werkman sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw een vooraanstaande figuur binnen de christelijke literatuur in Nederland. Hij is de mede-oprichter van de christelijke literaire tijdschriften Woordwerk en Liter. Hij is sinds 1974 recensent van het Nederlands Dagblad (ND). Vooral met Willem de Mérode heeft Werkman zich sinds het begin van de jaren zeventig continu beziggehouden. Hij leverde verder onder meer bijdragen aan het Calvinistisch Jongelingsblad (1965-1969), Onze eigen Krant (1965-1995), de Elisabethbode (1977-2000), Hollands Maandblad, Jaarboek Gerrit Achterberg en Maatstaf (tijdschrift). Werkman heeft meegewerkt aan de Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde (1986) In 1986 ontving Werkman de Henriëtte de Beaufort-prijs 1986 voor De wereld van Willem de Mérode. Hij was jurylid van de Dr. C. Rijnsdorp Prijs (1993) en de Puntkomma-poëzieprijs (1997-1998). Hans Werkman is de samensteller van vele bloemlezingen en is ook als vertaler actief geweest. In opdracht van de BCB (Brancheorganisatie voor het Christelijke Boeken- en Muziekvak) schreef Werkman het 'alternatieve boekenweekgeschenk' voor de 'Actieweek voor het christelijke boek', de novelle Een dagje naar huis (maart 2013).

Poëzie

  • Duizend bunder nieuwe klei, 1984

  • De Appelweg. Ballade in honderd strofen op 4 mei, 1985

  • Stel mij vast. Twaalf gedichten, 2004

  • Duizend bunder, verzamelde gedichten

Proza

  • Meneer Suykerbuyk en andere ziekenhuisverhalen, 1984

  • De klokkepaardjes, 1987

  • Een avond in de Polderkamer, 1989 (verhalen)

  • Het hondje van Sollie, 1999

  • Heimie, 2006

  • Een dagje naar huis, 2013

  • Martje en de anderen - novellen en verhalen, 2016

Kinderboeken

  • Sikandi en de Zoeloeheks, 1969

  • Jan krijgt een witte arm, 1975

  • Rinette en Jan hebben pech, 1975

  • Rinette en Jan aan zee, 1975

  • Jan, waar is je prikpen?, 1991

  • Het hart van de mens, 1983

  • Ik hou mijn spreekbeurt over..., 1984

  • De tovenaar van Pompifani, 1985

Non-fictie

  • Het leven van Willem de Mérode, 1971

  • Willem de Mérode. Schrijversprentenboek 18 (met Gerrit Borgers en Gerrit Kamphuis), 1973

  • Het hart op tafel. Ervaringen en feiten rondom hartoperaties (met P.J. Kuijpers), 1978

  • Kunstkleppen in het hart, 1979

  • Hartoperatie! Wat nu, 1981

  • Dagboek open-hartoperatie. Wat maakt de patiënt door? Wat doet de chirurg, 1981

  • Boekentaal. 20 keer nadenken over literatuur, 1981

  • Het boek op mijn bureau. Literatuurkritiek in christelijk perspectief, 1981

  • Een calvinist leest Maarten 't Hart, 1982

  • Aangekruist. Boekbesprekingen van Biesheuvel tot Wolkers, 1982

  • Kroniek van meester Keuning. Het leven van de vader van Willem de Mérode (met Ineke Zuiderweg), 1982

  • Omgaan met literatuur (met G.H. de Leeuw en Jac. Schaeffer), 1983

  • De wereld van Willem de Mérode (sterk herziene uitgave van Het leven van Willem de Mérode), 1983

  • Schrijven en geloven (interviews), 1985

  • Boekopener. De val, De aanslag, De ortolaan en 21 andere boeken besproken, 1985

  • Vloeken in de moderne literatuur, 1986

  • Van Harte. Nel Benschop, haar leven en werk, 1987

  • Gerommel van Büch tot Bommel, 1989

  • Opwaartsche Wegen. Schrijversprentenboek 28 (mede-redactie), 1989

  • Boek Werken. Literatuurkritieken, 1990

  • Lijst van christelijke literatuur 1945-1990, 1991

  • De Mérode en de jongens, 1991

  • 'Zo'n wonderlijke club'. 75 jaar Bond tegen het vloeken (met J.H. van de Bank), 1992

  • Kees & Co. Kritieken, 1994

  • Spitten en (niet) moe worden. Leven en werk van Bé Nijenhuis, 1995

  • Uren uit het leven van Ida Gerhardt, 1997

  • Gesprek in de Neumshutte, 1999

  • 'En alles vloekte, maar hij vloekte niet.' Misbruik en gebruik van Gods naam in moderne literatuur, 2001

  • Boven de polder de hemel. Over Jo van Dorp-Ypma, 2004

  • De haven uitgraven. De wereld van J.K. van Eerbeek (Meindert Boss 1898-1936) (proefschrift), 2004

  • Wachten bij brug 8 (columns), 2007

  • Bijeen met man en muis (verzamelde essays en interviews), 2009

  • Bitterzoete overvloed. De wereld van Willem de Mérode, 2011 (de eerste druk, Het leven van Willem de Mérode, verscheen in 1971 en de tweede, sterk herziene druk, De wereld van Willem de Mérode in 1983; deze 'derde' druk is weer een sterk herziene uitgave van de tweede druk)

  • Boekjes bij de thee (columns), 2013

  • Kees van Duinen, Tegen de ruit, Zijn leven, zijn gedichten, 2015

Tag Cloud
bottom of page