top of page
Featured Review

Het kasteel als erfgoed

Olivier Rieter


Over slot Loevestein, kasteel de Haar en Haverleij: visies op vroeger


Inleiding

In dit artikel komen twee kastelen en een moderne wijk van kasteelwoningen aan bod. Slot Loevestein (Poederoijen) is van deze drie locaties het bekendst en ook het oudst. Het is één van Nederlands beroemdste kastelen. Kasteel de Haar (nabij Utrecht) is beduidend jonger; het is vooral de veruiterlijking van een negentiende-eeuwse visie op de Middeleeuwen, weliswaar gebouwd op oudere resten. Haverleij ten slotte is een laat 20ste en vroeg 21ste-eeuwse wijk bij Den Bosch, waar mensen in een soort kastelen wonen. Alle drie de locaties vallen onder de noemer ‘erfgoed’.

Bij erfgoed gaat het vooral om de functie van het verleden in het heden. Overblijfselen van vroeger of nieuwe scheppingen die verwijzen naar vroeger hebben een hedendaagse waarde. Waar het veel historici vooral gaat om het verleden dat om zichzelf belangrijk is, zijn erfgoedmensen ook bezig om de hedendaagse relevantie van wat overgeleverd is te beklemtonen. Zij schrikken niet per se van termen als cultuurtoerisme en het toekennen van economisch nut aan het verleden. De historicus Willem Frijhoff spreekt van dynamisch erfgoed: ‘het wil een actieve rol spelen in de vormgeving in heden en toekomst.’[i] Erfgoed en cultuurhistorie dragen bij aan onze identiteit.[ii]

Hedendaagse erfgoedlocaties kunnen als experiencescapes worden gezien.[iii] Er wordt met retorische middelen een bepaald gevoel of een bepaalde beleving bij mensen opgewekt. Het gaat om een actieve nostalgische constructie die cultuurhistorisch erfgoed in bepaalde opzichten vergelijkbaar maakt met commerciële ondernemingen als de bruine kroeg of het themapark. Sommigen zijn bang voor de Disneyficatie van erfgoed tot behaaglijk entertainment, ontdaan van alles wat onprettig zou kunnen werken op de bezoeker.[iv] Vanaf de jaren tachtig woedt er in erfgoedland een discussie over wat een publicist ‘the heritage industry’ heeft gedoopt.[v] Het commercieel uitbaten van erfgoed wordt bekritiseerd, omdat men het verleden zou bevriezen en het heden zou ontdoen van de mogelijkheid tot vernieuwing en dynamiek. De erfgoedindustrie was in het Verenigd Koninkrijk niet alleen actief in gebouwde omgevingen en parken, maar ook in de bioscoop, in de vorm van de heritage cinema ten tijde van de hardvochtige Tatcherjaren.




In Frankrijk was vanaf deze periode het project over plaatsen van herinnering van de historicus Pierre Nora belangrijk in de discussie over erfgoed.[vi] Nora had aandacht voor zowel fysieke als symbolische plaatsen waar herinnering werd opgeroepen, juist omdat werkelijk contact met het vroegere in het geding dreigde te komen. In Nederland heeft Nora’s aanpak navolging gevonden, bijvoorbeeld in themawerken over de protestantse en katholieke plaatsen van herinnering in ons land.

Het kasteel wordt niet door iedereen als typisch Nederlands gezien en blijft daarom deels buiten beschouwing als plaats van de nationale herinnering, al is het beroemde verhaal over de ontsnapping van Hugo de Groot in een boekenkist uit slot Loevestein natuurlijk wel onderdeel van het nationale cultuurhistorische erfgoed.

In het Nederlandse erfgoedveld is ook de theorie over musealisering van de Zwitserse filosoof Hermann Lubbe doorgedrongen. [vii] Volgens hem wordt de hedendaagse Europese ervaring, zowel in dorpen als in steden, gemusealiseerd, wordt alles toonbaar en toeristisch gemaakt en zo voorzien van cultuur economische waarde. Het concept musealisering sluit in dat negatieve licht geplaatst aan bij de denkbeelden over de heritage industry: het cultuurlandschap zou gefossiliseerd worden, omdat men zich richt op een verleden en zo irrelevant voor de toekomst wordt. Men kan musealisering echter ook als iets positiefs zien, omdat men zich bij deze wijze van inrichting van de maatschappij focust op de schoonheid die is voortgebracht door de menselijke levensvorm.

De drie genoemde plekken hebben elk hun eigen cultuurhistorische waarde. Ze zijn voortgekomen uit denkbeelden over de rol van ‘vroeger’. Alle drie zijn het uitingen van verledenheid (een vertaling van het Angelsaksische begrip ‘pastness’) dat wil zeggen dat ze een visie op het voorbije uitdragen.[viii] In dit artikel komt aan bod welke visie dat is. Welk beeld van het verleden wordt verspreid door de aanwezigheid van deze kastelen en deze wijk?


Slot Loevestein

Als kind maakte ik kennis met slot Loevestein door een artikel in het tijdschrift Taptoe van mijn oudere zus. Het stuk bevatte stof voor mijn verbeelding. Loevestein werd erin neergezet als echt middeleeuwse burcht met diverse kleurige illustraties.

Het slot is vooral bekend van de ontsnapping van Hugo de Groot in zijn boekenkist en ook van de serie Floris met Rutger Hauer. Voor veel mensen is het Gelderse kasteel het prototype van hoe een Nederlands kasteel eruit ziet. Het kasteel stamt uit de late Middeleeuwen en ligt op een strategische positie, waar het een militaire verdedigingsfunctie had. Loevestein fungeerde na de Middeleeuwen als gevangenis en vormde ook een onderdeel van de Hollandse waterlinie.

Op de website van het slot lezen we: ‘In het kasteel, de voorburcht en het soldatendorp is voor iedereen van alles te beleven. In het museum leer je over Hugo de Groot, de Middeleeuwen en de Hollandse Waterlinie. Met spellen kom je meer te weten over kruit en wapens, en in de kelder kun je de ervaring van hoogwater voelen. Iedereen krijgt een sleutel om alles mee te kunnen ontdekken. Beleef het.’

Bij het bezoeken van het erfgoed is het inzichtelijk om van te voren te bestuderen hoe de locatie zich presenteert aan de buitenwereld. Met andere woorden: welke identiteit en welk verhaal over het overgeleverde wordt overgedragen?

Centraal staat beleving. Je kunt even iets voelen van het leven in vroeger eeuwen. Kinderen kunnen zich in historische dracht hullen en gefotografeerd worden in een schandblok. Met een digitale sleutel krijgt men toegang tot educatieve verdieping.

De inrichting van het kasteel is sober: de bezoeker wordt niet overspoeld door indrukken of door de decoratieve aankleding van het bouwwerk. Daardoor is er aandacht voor het kasteel zelf. Geen overdaad maar de suggestie van authenticiteit wordt geboden. Hier kun je iets ervaren (‘beleven’) van hoe het vroeger echt geweest zou zijn.




Met spaarzaam aangebracht attributen worde een sfeer van ‘verledenheid’ (pastness) geschapen. Het behoeft geen uitleg dat de kandelaar en het schild niet uit een werkelijk ver verleden stammen.




Een schandblok voor kind en volwassene; men kan zich erin laten fotograferen.





Kasteel de Haar

Waar Slot Loevestein iets van de rauwheid van het verleden en het leven in een kasteel toont, met echt oude bouwmaterialen en spaarzaam gebruik van rekwisieten als sfeervormers, is Kasteel de Haar in het Utrechtse Haarzuilens een haast onwerkelijk sprookje.

In een brochure van het kasteel zelf staat het volgende te lezen: ‘Er zijn maar weinig kastelen in Nederland die zo voldoen aan het ideaalbeeld, dat men zich maakt van een middeleeuwse burcht met torens en transen, met grachten, poorten en ophaalbruggen als Kasteel de Haar. Als een echt sprookjesslot rijst het op uit een park met zwaar geboomte, omringd door oude tuinen en waterpartijen’[ix]

Het kasteel stamt oorspronkelijk waarschijnlijk uit de dertiende eeuw en wordt voor het eerst genoemd in een bron in de veertiende eeuw. Het kasteel werd, op de oudere fundamenten, aan het einde van de negentiende eeuw opnieuw opgetrokken door een van de bekendste Nederlandse architecten: Pierre Cuypers (1827-1921) , die zich liet inspireren door buitenlandse voorbeelden als Viollet-Le Duc en Pugin.

De negentiende eeuw kende tal van neostijlen: neogotiek, neoclassicisme, neoromantiek en neorenaissance. Cuypers die onder meer ook tekende voor Het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam was vooral een liefhebber van neogotiek. Hij is tevens bekend van tal van kerken in het Zuiden van Nederland, bijvoorbeeld de basiliek van Oudenbosch, een verkleinde kopie van de Sint Pieter in Rome.

De bouwkunst van kasteel de Haar is naar huidige normen bij uitstek cultuurtoeristisch: er wordt schoonheid in decoratie getoond, geen functionele stroomlijn, zoals we die bijvoorbeeld kennen van de vroeg-twintigste-eeuwse architect Le Corbusier.

De waardering voor Cuypers’ bouwwerken is aan schommelingen onderhevig geweest. Zijn ‘verbeteringen’ van oude kerkgebouwen en zijn historiserende nieuwe creaties, waarbij de focus lag op de toonbaarheid ervan, zijn niet altijd gewaardeerd geweest en soms deels afgebroken.

In het klimaat van het neotraditionele bouwen sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw, waarover meer in de paragraaf over Haverleij, zou Cuypers echter prima mee hebben gekund. De Nederlandse soberheidscultus van strakke functionaliteit werd in die periode namelijk verlaten.

Het verhaal van Kasteel de Haar is een verhaal van overdaad; de rijke bewoners wilden met dit slot, dat geen verdedigingsfunctie had in de negentiende eeuw, vooral hun bezoekers imponeren. Er werd een maatschappijvisie uitgedragen over de vermeende schoonheid van ongelijke sociale verhoudingen. Die ongelijkheid bleek bijvoorbeeld ook uit het gegeven dat de baron van het kasteel het erbij gelegen dorp Haarzuilens in 1898 liet verplaatsen, naar een locatie anderhalve kilometer oostelijk. Dit was nodig om een groot park aan te leggen, waar de baron ook kon jagen. Wie het dorp Haarzuilens tegenwoordig bezoekt, valt het op dat in alles de verbondenheid met het kasteel wordt uitgedragen. De kleuren rood en wit van het geslacht van Zuylen zien we er overal terug in deuren en luiken.

Het verhaal van het kasteel is dat van ‘conspicuous consumption’; hedendaagse bezoekers kunnen er een gedateerde visie op de maatschappij en rijkdom bezoeken, als in een mentale tijdreis.


Het kasteel als spiegeling: in het water maar ook als een illusoire verwijzing naar het feodalisme dat in de negentiende eeuw al lang niet meer relevant was.




Slapen op stand in decoratieve ambachtelijkheid



Het verleden ervaren op kronkelende, steile trappen. Iets van de schoonheid van het ongemak van ‘vroeger’ dringt zo tot je door.



In het dorp Haarzuilens wordt veel verwezen naar de link met het slot: in deuren, ramen en pleisterwerk, maar ook in de tuin, zoals hier met een miniatuurkasteel. Hier wordt een spel gespeeld met groot en klein en met denkbeelden over sociale verhoudingen.



Poorten naar steeds verschillende verledens? Het stalplein verwijst naar een paardencultuur die aan onze autocultuur vooraf ging.





De overvloedige decoratie van muren, vloeren en objecten is misschien wel het meest opvallende aspect van De Haar. Aandacht voor decoratieve ambachtelijkheid gaat in tegen de cultuur van functionele stroomlijn in de moderniteit.




Haverleij: wonen in vervreemding?

De derde locatie is heel modern. Men kan er wonen in een plek die zowel naar het nu als naar vroeger verwijst. Poorten, bogen, torens, kantelen en water; de Bossche uitbreidingswijk Haverleij biedt het allemaal. Haverleij (ontworpen door verschillende architecten onder meer Sjoerd Soeters en Krier & Kohl) bestaat uit meerdere woonkernen met archaïsch gespelde namen, zoals Wuyvenhaerd en Zwaenenstede. Het gebruik van archaïsche benamingen is een vorm van ‘nostalgisering’: het kunstmatig en actief aanbrengen van een nostalgisch effect vanwege hedendaagse motieven.

Haverleij past in een cultuur van neotraditionele postmoderne bouwen die in Nederland begon vanaf de jaren negentig, in andere Westerse landen al eerder. Volgens architectuurkenner Hans Ibelings is de motivatie erachter ‘het verlangen iets te maken dat aansluit bij wat er is, en dat ‘wat’ is niet alleen de gebouwde omgeving of het landschap maar omvat evengoed de verwachtingen die gebruikers en het publiek kunnen hebben van architectuur.’[x]

Volgens de kunsthistoricus Ad van Pinxteren werd het middeleeuwse kasteel ook al voor de jaren negentig als inspiratiebron gebruikt, bijvoorbeeld in ‘musea, gevangenissen, hotels, fabrieken, scholen, kazernes, stations en warenhuizen’[xi] Meestal waren de motieven hierachter esthetisch van aard. Hij onderscheidt esthetische motieven van historische motieven. Van Pinxteren noemt restauratie en reconstructie als vormen van omgaan met het verleden. Hier kan constructie aan toegevoegd worden. Een wijk als Haverleij is immers geen reconstructie maar een historiserende constructie op basis van fantasie en commercie.

De locatie presenteert zich zelf als volgt op zijn website: ‘Haverleij is een bijzondere woonwijk op minder dan een kwartiertje rijden van de binnenstad van het bourgondische Den Bosch. Je woont hier in een eigentijds kasteel omringd door heel veel groen en water. In Haverleij koop je geen huis, maar een leven. Een eigen plek mét daarbij gratis uitzicht. Door de ruimte en het vele groen ervaar je hier de vrijheid en kun je je kinderen een onvergetelijke jeugd geven. Wie wil dat nou niet?’


Er wordt gerefereerd aan een ‘eigentijds kasteel’, aan wonen op stand dus, wat ook past bij Den Bosch dat zichzelf als chique stad ziet. Uit de commerciële tekst spreekt een soort idealisme: je koopt er ‘geen huis maar een leven.’ Hiermee sluit de wijk aan bij de bouwstijl van het new urbanism. Architecten die bij deze stroming horen willen vooral een prettige, vaak historiserende woonomgeving scheppen, waarbij rekening wordt gehouden met de bewoners en hun gemeenschappen. Men kiest hierbij voor historisering omdat mensen daar status aan toekennen, conservatieve klasse.


Niet voor iedereen biedt new urbanism uitkomst. Doordat oud en nieuw op plekken als Haverleij in een complexe relatie staan, overheerst bij de bezoekers (meer dan bij de bewoners die op den duur aan de omgeving wennen) vervreemding. Je wandelt er door een filmdecor, dat je actief doet nadenken over begrippen als authenticiteit, gezelligheid en gemeenschappelijkheid.




Een kasteelwijk die zowel oud als nieuw toont, bron voor vervreemding.


Doorgangen en poorten scheppen een effect van ‘vroeger’. Net als het roodwitte motief.


Een basisschool met kantelen.




Een archaïsch schild op een muur, met de aanduiding ‘2005’




De bezoeker van Haverleij verwondert zich over de effecten van heden, verleden en toekomst die op hem of haar afkomen. Modern erfgoed?


Een bouwwerk als een tempel uit Midden-Amerika: een vorm van wat ‘mayan revival’ wordt genoemd?


Imagineering: op zoek naar het verbeeldingsverhaal

Drie locaties. Drie verhalen. Elke mens en elke locatie is vooral het verhaal dat erover verteld kan worden. De filosoof Ruud Welten schrijft: ‘De wereld is geen galerij van attracties die afgevinkt moeten worden, maar het toneel waarop onze persoonlijkheid voortdurend in relatie tot plaatsen en andere mensen zich vormt.’[xii]

Het vormen van je persoonlijkheid is gestoeld op ficties. Zoals naties ingebeelde gemeenschappen (imagined communities) zijn, zo wordt het imago van deze drie locaties bepaald door geconstrueerde verbeelding. Misschien zou er nog meer werk van het verhalende aspect kunnen worden gemaakt. Een Floris-route door Loevestein en omgeving bijvoorbeeld zou mensen nog meer een connectie geven met de omgeving. Of in het geval van de Haar zou een romantische roman over de liefde van de baron voor een erfgename van Rotschild en het verhaal van de dorpelingen die hun dorp moesten verplaatsen kunnen worden vervaardigd: daar zou een romancier best wat mee kunnen of een scenarist van een televisieserie in de stijl van Downton Abbey.

In Haverleij zou men nog meer kunnen doen met de verwijzingen naar vroeger: de onderdelen van de wijken hebben al eigen vlaggen (een vorm van nostalgisering), maar misschien is het mogelijk om iemand een kinderboek te laten schrijven over de vermeende rivaliteit tussen de verschillende delen van de wijk. Of kan er een ‘middeleeuwse’ schat ergens begraven worden, die met raadselachtige aanwijzingen uiteindelijk gevonden kan worden. Zo zou men nog meer een spel met het verleden kunnen spelen: met de grenzen tussen authentiek en nep en vroeger en nu. Men zou de locatie als een imaginair ‘land’ kunnen ontwikkelen, zoals de schrijver en wetenschapper Umberto Eco beschrijft in zijn studie over imaginaire plaatsen, waarbij hij ook aandacht heeft voor het stadje Rennes-le Chateau in Frankrijk waarover met succes een verhaal werd verzonnen dat doordrong tot de bestseller lijsten in de fictie van Dan Brown. [xiii]

Het zijn maar wat ideeën. Ze houden verband met wat de cultuurwetenschapper Stijn Reijnders ‘plaatsen van verbeelding’ noemt. Hij brengt ficties (over Dracula, Robert Langdon, Frodo of inspector Morse) in verband met de behoefte van toeristen op fictie-bedevaart te gaan.[xiv]

Het gaat bij dergelijke ideeën ook om imagineering. Dat is een term die vooral bekend is uit het jargon van multinational Disney. In Nederland wordt de term bijvoorbeeld in verband gebracht met de Efteling. Het gaat bij imagineering om het scheppen van creatieve waarde en beleving door het gebruik van fantasie, ondersteund door moderne hulpmiddelen. Wanneer erfgoed wordt verbonden aan creativiteit gebeurt er iets in de geesten van mensen: er wordt geappelleerd aan de emotie en aan de behoefte zelf te participeren in het verhaal. Fysieke locaties kunnen dat enigszins mogelijk maken. Imagineering is vooral bekend van pretparken, maar ook musea of wijken zouden er hun voordeel mee kunnen doen. Deels gaat het dan om wat in het pretparkjagon ‘heightened reality’ wordt genoemd: alles staat in dienst van het verhaal en niets verstoort deze fictie.[xv] In de parken van Disney is Main street USA er een voorbeeld van: erin wordt een nostalgisch verhaal over een ideale Amerikaanse straat verteld, de soort straat die Disney zich uit zijn jeugd herinnerde, nadat hij alle trauma had weggefilterd. Dat wijst ook op het gevaar van te veel imagineering: de werkelijkheid en het werkelijke verleden komen in het geding.


De koppeling van materieel en immaterieel erfgoed

Volgens erfgoeddeskundige Frans Grijzenhout is er bij erfgoed vaak sprake van een toespitsing op ‘materiele historische objecten van culturele waarde’[xvi] Die ‘inperking’ zou van recente datum zijn. De nog recentere aandacht voor de immateriële aspecten van erfgoed is echter minstens zo belangrijk en wordt ondersteund door nationale overheden en de Unesco. Bij immaterieel erfgoed gaat het om ‘sociale praktijken, uitingen, kennis en representaties’ van wat gemeenschappen ‘herkennen als onderdeel van hun eigen cultureel erfgoed.’[xvii] Het kan hierbij gaan om mondelinge overlevering, volkskunst, rituelen, feesten, gewoonten en ambachten.

Wat er interessant is aan kastelen is dat ze zowel sterk materieel zijn (als massieve stenen constructies) en ook immaterieel (als verwijzing naar ouderwetse sociale verhoudingen en gewoonten, zoals het feodale systeem). Het meest interessant en relevant is dat erfgoed waarin mondelinge of mentale overlevering wordt gekoppeld aan steen geworden visie.

Men kan materieel erfgoed verbinden met het immateriële door in te gaan op de mentaliteit van een plaats: welke benadering van het verleden wordt overgedragen en waarom zou men voor die benadering kiezen? Steeds is het belangrijk om de drijfveren van hedendaagse omgang met het verleden in kaart te brengen. Juist die drijfveren maken erfgoed tot levende cultuur.


‘10 little Middle Ages’

Het kasteel is in de moderne beeldvorming verbonden met de Middeleeuwen, alhoewel het gros van de Nederlandse kastelen vooral uit de Nieuwe (en een enkele keer zelfs uit de Nieuwste tijd) stammen. Het kasteel past bij ons beeld van de Middeleeuwen. Deze Middeleeuwen vervullen een rol in hedendaagse uitbeeldingen van het verleden. Het zogenoemde mediëvisme (medievalism) werd populair in het Verenigd Koninkrijk in de negentiende eeuw met een nieuwe ridderlijkheidscultuur en de grote populariteit van Ivanhoe van Walter Scott. Mediëvisme heeft te maken met hoe wij de Middeleeuwen zien en herinterpeteren dor nieuwe creaties te maken die ernaar verwijzen. De vlaggen in Haverleij zijn er voorbeelden van, net als moderne heraldiek, waarin iedereen die ervoor wil betalen een eigen ‘adellijk’ wapenschild voor de eigen familie kan vervaardigen.

Umberto Eco onderscheidde ooit tien typen van Middeleeuwen die we in het heden zouden kennen en die vooral iets zeggen over hedendaagse behoeften. Hij noemde onder meer de Middeleeuwen als voorwendsel om te genieten, om ironie op te roepen, om het barbarisme van hen die voor ons kwamen te laten zien, om tegemoet komen aan romantische of nationalistische verlangen, om decadente gevoelens op te roepen en om traditionele waarden te propageren.[xviii] Op de drie locaties zien we ook drie typen middeleeuwen: de authentiek-traditionele in Loevestein, de decadent-feodale in De Haar en de gezellig-beschermende in Haverleij.


Conclusie

Slot Loevestein is het ‘echte’ middeleeuwse kasteel zoals het middeleeuwse kasteel in de beleving hoort te zijn, kasteel de Haar is een sprookje over een mooier gemaakt ‘vroeger’ en Haverleij biedt de bewoners veilige ‘verledenheid’ (pastness).

Uit alle drie de voorbeelden kunnen we iets leren over ons heden. In het sober ingerichte, massieve Loevestein zien we onze behoefte aan authenticiteit terug. Misschien zou meer aankleding de suggestie (of de illusie?) verstoren. Misschien hebben bezoekers behoefte aan een vorm van (gesuggereerde) rauwheid.

Die rauwheid van het verleden zien we niet in De Haar: daar zien we vooral overdaad, een eindeloze hoeveelheid prikkels die allemaal het beeld oproepen van een verleden dat op esthetisch vlak superieur is aan onze tijd. Wie De Haar bezoekt bezoekt ook een romantische visie op het verleden en men kan dan ook in het huwelijk treden op deze locatie.

In Haverleij wordt een heilzaam verleden geboden. De inwoners worden met elkaar verbonden door de gekozen bouwwijze: samen bewonen zij een kasteel dat hen beschermt tegen een complexer wordend heden.

Het zijn drie verschillende voorbeelden van het functioneren van erfgoed in het heden. Datgene wat is overgeleverd uit de geschiedenis en ook datgene wat naar ‘vroeger’ verwijst zonder werkelijk uit een ver terug gelegen vroegere tijd te stammen, hebben een hedendaagse betekenis. Het verleden is er niet alleen om de curiositeit van historici te bevredigen, maar is een belangrijk bestanddeel van het heden. Erfgoed is het fundament onder onze identiteit. Het begrip ‘identiteit’ heeft de laatste jaren een negatieve lading gekregen, maar an sich is de term noch goed, noch slecht. Ermee wordt vooral aangegeven dat de creatie van op het verleden gebaseerde, gemeenschappelijke waarden een constructie is, die gestuurd kan worden.

Alle foto’s in dit artikel zijn gemaakt door Maria Wermenbol

[i] W. Frijhoff, Dynamisch erfgoed (Amsterdam 2007) 9. [ii] Frijhoff, Dynamisch erfgoed, 8. [iii] T. O’ Dell en P. Biling (red), Experiencescapes: tourism, culture and economy (Kopenhagen 2005) [iv] A. Bryman, Disneyization of society (2004) [v] D. Hewison, The heritage industry. Britain in a climate of decline (1987) [vi] P Nora (red.), Realms of Memory: Rethinking the French past (1998) [vii] Zie bijvoorbeeld G. Rooyakkers, ‘De musealisering van het dagelijks leven. Cultureel erfgoed tussen bewaren en vergeten’ in: R. van der Laarse (red.), Bezeten van vroeger (Amsterdam 2005) [viii] O. Rieter, Het patina van de tijd. Vormen en functies van hedendaagse nostalgie en nostalgisering in Noord-Brabant (Tilburg 2018) Dissertatie. [ix] Brochure Kasteel de Haar Utrecht (Utrecht 2013) 4. [x] H. Ibelings, Onmoderne architectuur. Hedendaags traditionalisme in Nederland (Rotterdam 2004) 11 [xi] A. van Pinxteren, ‘De invloed van de vormentaal van middeleeuwse kastelen op de architectuur van de negentiende en twintigste eeuw’, in: W.M.H. Hupperetz ea, Middeleeuwse kastelen in Limburg. Verschijningsvormen van het kasteel, zijn adellijke bewoners en hun personeel (Venlo 1996) 29. [xii] R. Welten, Het ware leven is elders. Filosofie van het toerisme (Zoetermeer 2013/2014) 175 [xiii] ‘U. Eco, De geschiedenis van imaginaire landen en plaatsen (Amsterdam 2013) Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. [xiv] S. Reijnders, Plaatsen van verbeelding. Media, toerisme & fancultuur (Alphen aan de Maas 2011) [xv] D. Younger, Theme Park design & the art of themed entertainment (2016) 6. [xvi] F. Grijzenhout, ‘Inleiding’ in: idem (red.) Erfgoed. De geschiedenis van een begrip (Amsterdam 2007) 1-20, aldaar 5. [xvii] H. Dibbets ea, Immaterieel erfgoed en volkscultuur. Almanak bij een actueel debat (Amsterdam 2011) 35. [xviii] U. Eco, Travels in hyperreality (Londen 1967/1986)

Comments


Tag Cloud
bottom of page